Er zijn wel wat uitdagingen verbonden aan ons fietsavontuur, en voor twee maal ontbijt, ochtend- en avondeten kopen in een dure Noorse supermarkt is daar zeker een van. We zochten ons suf naar deals of discountmerken en moesten meermaals onze gewenste menu’s aanpassen. We willen niet elke cent (of kroon) dubbel draaien, maar omgerekend bijna vijf euro betalen voor een pak salami past simpelweg niet binnen ons budget.
Na een paar wandelkilometers door de winkelrekken hadden we uiteindelijk onze gading gevonden en probeerden we de aangekochte etenswaren zo goed mogelijk te verdelen over de twee rack-packs. Deze extra kilo’s zouden ons zonder twijfel zuur opbreken tijdens het klimwerk, maar een mens moet eten, nietwaar?
Rond 9.45u zetten we koers richting Vangsnes, waar we de ferry namen over het Sognefjord. Langs de oever van het langste fjord van Noorwegen (en het derde langste ter wereld) bedachten we ons vooral hoe mooi het zou kunnen zijn als het een zonovergoten dag had geweest. Het potentieel was duidelijk aanwezig, maar er waren net iets te veel laaghangende wolken die ons verhinderden echt omver geblazen te zijn.
De oversteek naar Dragsvik ging vlot. Een tiental minuutjes voor vertrek kwamen we bij de boot aan en kochten we onze kaartjes. Ditmaal geen gedoe of er wel dan niet betaald moest worden voor de fiets. 68 NOK was het verdict en daar konden we best mee leven.
Het was rustig op de ferry en van hordes toeristen was er hier geen sprake. Zoveel te beter en als dat dan ook nog eens betekende dat het rustig fietsen zou zijn, hoor je ons al helemaal niet klagen.
Aan de overkant van het water ging het gezapig golvend langs de oever van de Svaerafjorden en de Vetlefjorden. De helderheid van het water in combinatie met de besneeuwde bergflanken bleef ons beroeren. Gezellig keuvelend en bovenal op en top genietend van al het natuurschoon maakten we plannen voor de verjaardag van Katrien twee dagen later. Voor we het wisten was het lunchtijd en plooiden we ons picknickdeken open aan de start van het dal dat we iets later zouden inrijden.
De dikke sneden brood - het scherpe mes van Harald en Kjersti doet uitstekend dienst - werden rijkelijk belegd. Elke gram die we naar binnen speelden, moesten we niet naar boven duwen op de zware klim die de namiddag voor ons in petto had.
De computer in onze tassen laat ons toe om elke avond in detail de route voor de volgende dag te analyseren. Ditmaal had dat een grillige lijn opgeleverd die willekeurig tegen de berg opslingerde. Alsof er iemand had getracht een rechte lijn te trekken, maar een paar keer serieus was uitgeschoten.
Tijdens de lunch passeerden ons drie fietsers die er helemaal niet uitzagen alsof ze klaar waren voor een klim van het net beschreven kaliber. We gokten dat ze rechts zouden afslaan, de oevers van het fjord volgend, en vijf minuten later kregen we gelijk.
De luxe om af te slaan en terug te keren hadden wij niet. Met een bang hart reden we het dal in, maar we namen ons voor om net zoals de vorige dag de klim goed in te delen en onze tijd te nemen om boven te geraken. Ook nu weer ging het steil naar omhoog en vanop onze lunchplek op -2 meter moesten we tot 750 meter klimmen.
De aanloop was behoorlijk pittig en we hadden al heel wat krachten moeten aanspreken toen we aan “Bocht 0” kwamen. Er zouden er nog acht volgen en de stukken tussen de bochten waren langgerekt en lastig.
Ook voor toeristen met de wagen of mobilhome stond deze weg duidelijk in de reisgidsen. Het overgrote deel van hen lachte ons breed toe of stak bemoedigend de duim omhoog in het passeren. Een enkeling haalde zelfs snel de camera boven om een plaatje van ons te schieten of draaide het raampje open en riep ons iets toe. De aanmoedigingen deden deugd en langzaam maar zeker trokken we richting Nystolsvatnet, het meer dat boven in de bergen op ons hoogste punt lag.
Het landschap was spectaculair, maar de weersomstandigheden strooiden roet in het eten. Tijdens de klim hadden we nog een mooi zicht op de bergkam aan de overzijde van het dal, maar eens we het hoogste punt bereikten en langs het meer onze weg vervolgden, begon het te regenen en kwamen we terecht in dikke mistwolken. Het was ijskoud en we konden op geen enkel moment echt genieten van het geleverde werk.
Te laat bedachten we ons dat we ons regenpak hadden moeten aantrekken want voor we het wisten hadden opspattende regen en dikke mist ervoor gezorgd dat onze kleren, maar ook onze schoenen goed nat waren.
We hadden onze kilometers voor die dag gefietst en besloten teleurgesteld om zo snel mogelijk een plek te versieren waar we konden overnachten. Na een paar kilometer bibberen in de afdaling spraken we een boer aan die zijn velden gelukkig nog niet had bemest en er geen probleem mee had dat we onze tent zouden opzetten.
In de regen vouwden we ons huis open en wensten we ons op zonniger oorden. Op momenten als deze flitst een paradijselijke huwelijksreis naar bijvoorbeeld Costa Rica wel eens door ons hoofd, maar heel snel denken we dan terug aan alles wat we al beleefden en aan wat nog komen moet. Bovendien zouden we in een luxeresort op de Bahama’s geen anderhalf jaar toekomen met ons budget.
Verkleumd konden we gelukkig ons potje koken in een nog niet afgewerkte vuurhut aan de rivier. Een vuur konden we er niet maken, maar we zaten droog en ietwat beschut tegen de wind.
De fishsticks die we ’s morgens diepgevroren hadden gekocht waren perfect ontdooid en in combinatie met een ambachtelijke brocollipuree - lees grove stukken brocolli en aardappel - zorgde deze warme maaltijd voor hernieuwde krachten en voor een (korte) opflakkering van de temperatuur.
Veel joie de vivre was er niet meer over en zo snel mogelijk kropen we warm aangekleed in de slaapzak. We hoopten vurig dat de volgende dag toch beter weer met zich mee zou brengen.