De lus op het uiterste punt van the Dingle Peninsula is in trek bij toeristen en meer bepaald bij grote groepen die per bus de rondtoer maken. Rond iets na acht was het echter nog rustig op de weg en onder een grijze hemel gingen we op zoek naar de kustlijn en de bijbehorende kliffen.
Na een kleine tien kilometer kregen we eindelijk te zien waarvoor we speciaal tot hier waren gefietst: een prachtige, woeste rotskust. Regelmatig liep de weg net boven de steile kliffen die soms bijna loodrecht de Atlantische oceaan indoken. We tuurden een tijde naar het water op zoek naar dolfijnen, maar ook zonder hen was deze plek zeker en vast de moeite waard! Het ging goed op en af, maar aangezien tent en bagage nog op de camping stonden, ging het klimmen merkelijk vlotter dan anders.
Jammer genoeg wilde het weer niet mee. De toppen van de bergen zaten al van ’s morgens vroeg in de mist en in tegenstelling tot wat we hadden gehoopt trok deze niet op. Ons zicht werd steeds beperkter en de Blasket Islands waren slechts een schim van zichzelf. Net toen het weer bijna apocalyptisch werd, beseften we dat dit weleens het meest westelijke punt van onze reis kon zijn.
Uitgeregend en verkleumd kwamen we terug op de camping aan. We hadden al betere condities gehad om ons boeltje te pakken. Dat we onze picknick konden opeten in de eetzaal van het hostel, was mooi meegenomen om even op te warmen en te drogen.
Een medewerker van het hostel gaf met niet mis te verstane gebarentaal en mimiek aan dat de Connor Pass die we zouden nemen een lange, stevige klim zou worden. We waren gewaarschuwd, maar veel andere opties hadden we niet.
Gepakt en gezakt volgden we de pijltjes uit Dingle naar de pas. De mist vertroebelde nog steeds ons zicht; veel beloning voor het klimwerk kregen we dan ook niet. De weg was steiler dan de Cahapas, maar gelukkig korter. De kou bovenop de top verdreef ons snel terug de fiets op voor een lange afdaling. Spijtig dat de mist de zichtbaarheid zo beïnvloedde; bij betere weersomstandigheden had hier wel eens ons snelheidsrecord gebroken kunnen worden.
De peninsula lieten we achter ons en we zetten verder koers naar Tralee. Rond 16u stonden er zeventig km op de teller, maar het slechte weer deed ons beslissen nog twintig km verder te fietsen tot de volgende camping.
We deden inkopen voor een lekkere stew met 100% Irish beef, aardappelen in de schil en groenten. Na de koude fietsdag, was dit de ideale manier om de ledematen terug op te warmen. De keuken van de camping konden we evenwel niet meteen gebruiken. De vier beschikbare kookplaten waren namelijk alle in gebruik door een gepensioneerd Nederlands koppel. Zij waren met de auto van hun tent naar de keuken gereden die 100 meter verder lag.
De stew was heerlijk en toen we ons in de zetel van de gemeenschappelijke ruimte hadden genesteld om onze blog te updaten, druppelden steeds meer groepjes muzikanten binnen. Elke vrijdagavond komt hier namelijk een Caravan & Camper Club samen om bij te praten en te zingen. We werden van chips en chocola voorzien en genoten van de opzwepende deuntjes tijdens het neerschrijven van onze herinneringen.