Aan gematigd klimmen doen ze in Albanië niet mee. Van opwarming was geen sprake en voor we het wisten stonden we in het zweet en hadden we een spectaculair zicht over de witte stranden en de felblauwe zee.
We hadden er dan misschien niet al te veel plezier aan gehad, de fietsloze namiddag had onze benen aangesterkt. Contadors of Froomes zullen we wel nooit worden, maar gestaag bedwongen we de col. Haarspeld na haarspeld werkten we af en met elke trap werd het uitzicht indrukwekkender. We klommen op het tempo van de optrekkende mist, want nooit zaten we echt in de wolken en op deze manier leek het wel of de berg telkens zijn geheimen prijsgaf net wanneer wij om de hoek kwamen piepen.
Op drie kilometer van de pas speelden we een Snickers naar binnen om ook de laatste pittige strook succesvol weg te fietsen. Over een fantastische weg, op een dikke vijftien kilometer van 150 naar 1025 meter… weer een hoogtepunt in dit wonderlijke land erbij! “This moment, we own it,” zong Eminem net door de box. En gelijk had hij.
Ook in de afdaling was het genieten van het landschap en goed ingeduffeld zoefden we naar beneden. Regelmatig keek ik eens over mijn schouder of Katrien nog volgde en in paniek constateerde ik op een stuk zonder al te veel bochten dat dit niet langer het geval was. Vol in de remmen, op de hoogste versnelling terug omhoog, terugschakelen, hartslag pijlsnel de hoogte in… Gelukkig zag ik na de bocht Katrien te voet, met de fiets aan de hand naar beneden komen. Oef, geen zware val… platte band!
Katrien beleefde bange momenten toen tegen vijftig per uur haar voortube pijlsnel leegliep en ze ei zo na de controle over het stuur verloor. Gelukkig hebben we al wat fietservaring en liep alles goed af!
Nu we bekomen waren van de schrik constateerde ik droogjes dat het nog wel eens spannend kon worden de komende maanden. De eerste platte band na de winterstop was niet voor mij en in plaats van een (onoverbrugbare?) 4-2 werd het 3-3. De bordjes hingen weer gelijk en alles kon terug.
De rest van de afdaling werkten we probleemloos af en in Orikum, op een zucht van de zee, aten we een soort van kebab op het terras van een snackbar. Het vervolg van de route kondigde zich (naar Albanese normen) vlak aan en we dachten dat het zwaarste achter de rug was. Op de lange rechte stukken langs het water, met de wind in de zij, was het echter nog flink zwoegen om Vlorë te bereiken.
Een goed stuk in de namiddag kwamen we aan in de havenstad die veel weghad van een grote werf. Hier was werkelijk niets te zien en het verkeer was een ware jungle. We hadden geen zin in dergelijke situaties op het minder interessante parcours tussen Vlorë en Tirana en dus laveerden we onze rijwielen richting station.
Het gebouw was verlaten en vervallen en het perron was, op een afgedankte trein na, leeg. Een passant gaf aan dat er die dag sowieso geen treinen meer zouden rijden en dat het vermoedelijk geen evidentie zou worden om Tirana met de trein te bereiken.
Fietsen dan maar en we kregen er geen spijt van. Eens we de drukke stad uit waren en we de oude verbindingsweg opdraaiden was het heel leuk trappen. Een licht golvende weg bracht ons door uitgestrekte velden en wijn- en olijfgaarden. Een welkome afwisseling van de grillige bergwegen.
In een bar langs de kant van de weg vroegen we of het een probleem zou zijn om onze tent ergens te velde op te zetten. Volgens de vriendelijke jongemannen zou daar werkelijk geen enkele Albanees van wakker liggen.
In het groen, onder een stralende zon en op een perfect vlak stuk gras zetten we onze Nordisk op. Het picknickdeken werd uitgerold en deed ook nu weer uitstekend dienst als tafel, bureau en ligbed. Veel meer hebben wij als nederige BlijvenTrappers niet nodig en moe maar voldaan ging het tegen zonsondergang de tent in.