Voor het eerst was het ook ’s morgens al goed warm en in het zonnetje aten we onze muesli vooraleer we aan de heuvel begonnen die we de dag ervoor niet meer hadden willen opfietsen. Wouter vertrok zelfs zonder craft en we keken dan ook raar op toen we aan een huis aanbelden om onze flessen bij te vullen en daar een kindje zagen ronddrentelen volledig ingeduffeld in skipak en muts.
Tijdens onze routevoorbereidingen de vorige avond hadden we een schuilhut aangeduid op acht kilometer van Aänekoski. De dag nadien zouden we er namelijk ook een tegenkomen waar we wilden overnachten en we waren benieuwd hoe de Finse schuilhutten eruit zagen. Met vuurplaats, toilet, grote houtvoorraad en ruime slaapplaats zag deze eerste er veelbelovend uit en we hoopten vurig dat we evenveel geluk zouden hebben bij de volgende.
Het was opnieuw afwisselend fietsen over grind, zand en kiezel en hoewel onze gemiddelde snelheid daardoor minstens vijf kilometer per uur lager lag, verkozen we deze kleine wegjes boven de drukte van de geasfalteerde wegen. Langs mooie meren werkten we in de voormiddag een eerder vlak parcours af en voelden we ons de koning te rijk vooraleer we in Laukaa aankwamen. Dit was het enige stadje dat we zouden passeren voor Toivakka, waar we die avond wilden zijn. In de Lidl, de enige supermarkt waar ze degelijk en betaalbaar brood verkopen, vonden we voor ’s middags lekkere pistolets en een soort rozijnenbrood en voor ’s avonds yoghurt en fruit.
In de namiddag ging het traject veel meer op en neer en kregen we enkele zeer steile hellingen op ons bord. Ze persten ons uit als een citroen. Ik zou lang moeten nadenken over een keuze tussen fietsen in Noorwegen of Finland. In Noorwegen klim je misschien veel langer en hoger, maar de afdaling is ten minste de moeite. In Finland zijn er zoveel heuveltjes dat je je energie niet kan spreiden. Telkens opnieuw moet je jezelf naar boven weten te duwen en de afdaling is zelden voldoende om op adem te komen of daar is de volgende klim alweer.
Ik fietste intussen ook zonder craft en met het warme weer was onze 4,25 liter water tegen 16u op. Een drietal kilometer voor Toivakka zat iemand op zijn terras in de schaduw en zagen we onze kans schoon om naar water te vragen. Veel meer dan ‘water’ moest hij gelukkig niet kunnen in het Engels en meestal is eens zwaaien met een lege fles voldoende om onze vraag over te brengen. We hadden eigenlijk gedacht dat het niveau van Engels hier beter zou zijn. Behalve Maarit spraken we nog niemand die een degelijk woord Engels sprak.
Zijn makker nam ons mee naar de waterput en weer vreesden we dat we regenwater zouden voorgeschoteld krijgen, maar gelukkig diepte hij water uit een bron op. Heerlijk en fris!
Aan een zwemplaats net voor Toivakka wilden we na tweeënzeventig kilometer halt houden. Verschillende plakkaatjes wezen er ons echter op dat het er verboden was te kamperen. We wisten intussen dat deze er voornamelijk hangen om hangjongeren weg te houden en na meerdere “I don’t think anyone will mind's” van enkele zwemmers, zetten we er toch ons tentje op, hopend dat geen verzuurde agent ons zou beboeten. Maar die kans leek ons na de reacties van de omwonenden redelijk klein.
Op het picknickdeken - wat een zegen dat we dat hebben meegenomen - gaven we onze benen de verdiende rust. Het duurde niet lang vooraleer we onze zwemkledij aantrokken en naar de rand van het meer afdaalden. De locals vonden het water dan misschien warm, ik vond het toch behoorlijk fris. Meer dan een half uur had ik nodig om Wouter in het water te vervoegen, maar eens ik erin zat, deed het best deugd.
Het diner, yoghurt met banaan, nectarine en mandarijn, smaakte ons en was op zo’n warme dag meer dan voldoende. Niet veel werk en praktisch dat het gasvuur kon blijven zitten waar het zat.
Na het avondeten zocht Wouter nogmaals de verkoeling van het meer op, maar bleef ik met beide voetjes op het droge ponton. Eenmaal per dag het koude water doorstaan vond ik meer dan voldoende.