Na een kwartiertje stapten we af aan het Parc Saint-Léonard. Naar onze bescheiden mening geen al te boeiende plek, maar als startpunt van onze stadswandeling deed het prima dienst. Langs de Collégiale Saint-Barthélemy wandelden we naar Hors-Château, de mooiste verkeersader van het oude Luik, waar zich vroeger adel, kerkelijke instellingen en lakenhandelaars huisvestten in prachtige herenhuizen. Deze staan in harmonieus contrast met de eenvoudige ambachtshuizen die we terugvonden in de charmante doodlopende steegjes errond.
Er passeerden een kerk en een klooster, maar uitstellen kon niet langer. De 374 treden van de Montagne de Bueren lagen op ons te wachten. Vooruit met de geit en klimmen maar. Het zicht over de stad als beloning kon op een zonniger dag vast beter, maar we waren blij met het resultaat.
Na de afdaling trokken we met trillende benen verder naar de kloostergang van de minderbroeders en de voormalige Sint-Antoniuskerk om vervolgens aan het marktplein en het beroemde Sint-Lambertusplein met prinsbisschoppelijk paleis te komen.
De citytripper in ons riep ons vermoeid een halt toe en langs de Maas wandelden we terug richting de bushalte. Een mooie street-artgevel, het BAL (musée des beaux-arts de Liège) en het weelderig patriciërshuis Curtius lagen als mooie afsluiters nog op onze weg.
De school was uit en op een overvolle bus tuften we terug naar Wandre. Op het menu stond dit maal onze pasta uit Turijn met worst, provolone piccante en verse tomatensaus. Altijd een winner.