De nacht had ons geen uitstekende kennis van het Litouws bijgebracht en het was nog steeds moeilijk om te begrijpen wat onze overvriendelijke gastvrouw ons wilde vertellen en/of duidelijk maken. Na een ontbijtje en honderden Aciu’s (bedankt) gaven we haar een dikke knuffel en beseften we dat dergelijke ontmoetingen onze reis zoveel authentieker maakt en zoveel meer waarde geeft.
Des te warmer het Litouwse moedertje, des te kouder en grijzer de fietsdag. De zon was in de verste verte niet te bespeuren en een kille wind blies ons venijnig om oren en poten. Onze dunne handschoentjes waren terug van weg geweest en het was duidelijk dat de korte broek zonder beenstukken aan zijn laatste successen bezig was.
De weersomstandigheden in combinatie met het eerder grauwe en eentonige landschap deden ons dan ook niet meteen kraaien van geluk.
Bij gebrek aan een bistro voor een warme maaltijd, voltrok de lunch zich die middag op het picknickdeken ergens te velde. Veel beschutting tegen de wind was er niet en uit ervaring - het was immers niet onze eerste frissere dag in vijf maanden - wisten we dat we best niet te lang bleven stilzitten. Vijftig keer kauwen op een hap zat er dus niet in, maar het verse brood met kaas, komkommer en honing smaakte er niet minder om.
Het eerste stuk na de lunch was het lastigste van de dag. Het was zwoegen tegen de wind en na vijftig kilometer trappen overwogen we even om een bus te nemen tot in Druskininkai. We wisten immers dat we daar terecht konden bij de grootmoeder van Jurate, de vriendin van Dalia die we in Vilnius leerden kennen. Het had wat voeten in de aarde, maar op karakter bleven we doorgaan… en trappen!
Onze haat-liefdeverhouding met het het halfverharde pad, zoals mijn vader het tijden ons bezoek in Zoersel zo mooi verwoordde, bleef onverminderd aanhouden en kende deze namiddag een hoogtepunt. Spijtig genoeg niet in de vorm van een liefdesverklaring, dan wel een klaagzang. De grindweg, of beter zandweg, lag zodanig slecht dat onze wielen voortdurend wegslibden in het mulle zand. Zelfs het allerkleinste verzet bracht niet altijd zoden aan de dijk en meermaals moesten we van de fiets om onze logge tweewielers te voet door het zand te duwen. Vijfhonderd meter fietsen, tweehonderd meter wandelen, driehonderd meter fietsen, honderd meter wandelen,… Net toen we dachten dat Druskininkai niet meer haalbaar zou worden, belandden we op een asfaltweg die ons met een voornamelijk bergafwaarts parcours meer dan welgezind was.
Na een serieuze hongerklop - gecounterd met een pruim, twee druivensuikers en enkele koekjes - maakten we rond 18.20u, na negenenzeventig kilometer, kennis met Helena, de grootmoeder van Jurate. Wat een hartelijke vrouw en enorm leuk dat zij ons wilde herbergen.
Haar Duitse afkomst maakte het communiceren een stuk eenvoudiger en de heerlijke maaltijdsoep met brood, en de vele hartige en zoete snackjes achteraf zorgden ervoor dat we al snel weer helemaal op krachten kwamen. We mochten ons weer gelukkig prijzen met zoveel generositeit, zeker toen ze meteen akkoord ging om een tweede nachtje te blijven. Zo konden we onze benen wat rust gunnen en een uitstap inplannen naar het Gruto Parkas in de omgeving.