Door Macedonisch Haspengouw begonnen we aan de fietsdag. De fruitbomen stonden volop in bloei en de witte bloesem stak mooi af tegen de blauwe hemel. Leuk dat het landschap op deze manier toch elke dag weer wat nieuws te bieden had.
Op de vele gedoneerde zoete en zoute snacks na was er in onze tassen niet veel voedzaam meer te bespeuren. Al na enkele kilometers maakten we dan ook een eerste stop om lunch in te slaan. In het kleine winkeltje was bitter weinig te vinden, maar de eigenares stelde ‘gelukkig’ voor om een sandwich te maken. Wisten wij veel dat zij gewoonweg een groot wit brood in twee zou snijden en beleggen met boterhammenworst. We besloten toch nog maar een tomaatje bij te kopen om ons belegd brood wat meer cachet te geven.
Het was nog frisjes en de eerste, relatief vlakke, achttien kilometer fietsten we met de jassen aan. Pas aan de oevers van het Prespameer, gelegen op het drielandenpunt tussen Macedonië, Albanië en Griekenland, waren we helemaal opgewarmd en begon de weg meer te heuvelen.
Toen we de afslag naar Ohrid zagen, wisten we dat het echte werk zou beginnen. Nadat we ons ontdeden van jas en trui met lange mouwen begonnen we aan een klim van dertien kilometer tot op 1600 meter.
Het eerste deel van de klim ging door het bos en was iets gematigder. Na wat vlugge suikers in de vorm van enkele koekjes draaiden we een haarspeldbocht op en merkten we meteen dat deel twee pittiger zou worden.
Met de gewonnen hoogtemeters werd het uitzicht wel steeds mooier. We konden nu bijna het volledige meer zien en beseften op dat moment niet dat we zicht hadden op drie landen.
Het (voorlopige) dak van onze reis kwam steeds dichterbij, gelukkig maar. Ons energiepeil daalde razendsnel en toen we tegen 13u boven kwamen scheurden we van de honger. Het uitzicht over het meer van Ohrid was echter zo verbluffend dat we niet anders konden dan eerst wat foto’s te nemen. Jammer dat de zo uitbundige zon van de voormiddag plaats had gemaakt voor een wolkenpak, maar goed, je kan niet alles hebben.
Van een broodmaaltijd ‘with a view’ gesproken. Honderden kilometers bergruggen spreidden zich voor onze ogen uit en ook het volledige Ohridmeer (zo’n vierendertig kilometer lang) kregen we perfect te zien. Negenhonderd hoogtemeters en zestien kilometer lager hadden we trouwens ook al zicht op Trpejca, het dorpje aan de oevers van het meer waar we twee nachten zouden slapen.
Tijdens een fenomenale afdaling fietsten we, goed ingepakt, en met open mond naar beneden. De verorberde insecten op onze weg naar beneden hadden we ervoor over. Onze top tien van allermooiste plekjes werd nog maar eens door mekaar geschud.
In Trpejca aangekomen, werden we meteen aangesproken door een Deense en een Zweedse vrouw. Ze waren danig onder de indruk van onze reis en toen we het volledige verhaal vertelden, werd de Zweedse vrouw emotioneel. Ze werd vorig jaar gediagnosticeerd met borstkanker en gaf ons als gouden raad om er elke dag 100% van te genieten.
Na een korte zoektocht vonden we in het kleine dorpje toch een pension waar iemand ons kon verder helpen. We boekten een kamer met zicht op het meer, een comfortabel tweepersoonsbed en wifi en dat voor de prijs van vierentwintig euro… voor twee nachten!
De enige twee eetgelegenheden, prachtig gelegen aan de oever van het meer, boden niet wat wij zochten en we maakten het dan maar gezellig op onze kamer. Gelukkig hadden we nog een half belegd brood over en zat er nog een chipje in de tassen als dessert. Geen grote luxe, maar we waren ervan overtuigd dat we de volgende dag in Ohrid wel iets naar onze meug zouden vinden.