Onze kamer had rolluiken (ongezien in de Balkan) en voor het eerst sinds lang konden we onze kamer volledig verduisteren en lang slapen. Ik toch. Wouter was alweer vroeg uit de veren en hield zich bezig met de administratieve kant van BlijvenTrappen: de blog, mails beantwoorden, foto’s uploaden,…
Met een up-to-date website vertrokken we rond de middag liftend naar Ohrid, achttien kilometer verder. Lang moesten we niet wachten, na een minuutje pikten twee Albanezen ons op. Clichégetrouw in een Mercedes.
We zochten lang naar de toeristische dienst en werden door verschillende mensen van het kastje naar de muur gestuurd. Toen we uiteindelijk de juiste kiosk vonden - eigenlijk meer een souvenirwinkel - konden ze enkel een betalend stadsplan voorleggen. €3,2 vonden wij toch wat prijzig, dus wandelden we maar op goed geluk de straatjes in. Voor de vijfde keer over hetzelfde plein.
Ohrid heeft 365 kerken, eentje voor elke dag van het jaar. Gelukkig staken we het niet in ons hoofd ze allemaal te bezoeken. Nu ja, bezoeken is misschien overdreven want we zagen er geen enkele van binnen: te duur, geen zin, gesloten of te ver. We startten met de St. Sofia en wandelden vervolgens omhoog naar de overblijfselen van het amfitheater. Niet zo indrukwekkend als dat van Siracusa of Taormina, maar wel leuk middenin de stad.
Over het restaurant Gladiator hadden we in TripAdvisor enkele positieve commentaren gelezen. De meeste gingen over het uitzicht vanop het balkon, en dat was inderdaad niet slecht. Als Romeo en Julia aten we lekkere sarma boven het antieke theater. De stoofpotjes als hoofdgerecht waren niet slecht, maar zeker niet iets om voor terug te keren. Het dessert daarentegen was om duimen en vingers bij af te likken: pannenkoek met banaan en slagroom en een baklava met kersen voor Wouter.
Tijd om wat calorieën te verbranden. Door het amfitheater wandelden we naar de kerk Holy Mary Perybleptos en vervolgens naar Samuel’s Fort. Van hieruit regeerde tsaar Samuel tussen 967 en 1014 over het Bulgaarse rijk waar Macedonisch grondgebied toen onder viel.
Het fort op zich is niet bijzonder, maar het uitzicht over de Plaosnikkerk is de moeite. Jammer van de bouwwerf er net voor. Afsluiten deden we met het hoogtepunt: de kerk St. John at Kaneo. Gebouwd op de kliffen kijkt het klooster uit over het grote meer. Een topligging.
Na de lunch lieten grote wolken zich meer en meer van hun donkere kant zien. Regen kon niet uitblijven en op de terugweg schuilden we meermaals onder luifels en balkons. “De was hangt nog buiten zeker?” “Ik vrees van wel.”
Sneller dan in het heengaan een lift regelen leek ons onmogelijk, maar met de regen hoopten we dat passanten uit medelijden onze omhooggestoken duim snel zouden beantwoorden. Toch duurde het langer dan anders, maar uiteindelijk is er altijd wel iemand die stopt. Opnieuw een Albanees, opnieuw een Mercedes.