Tegen 8.30u waren de tassen geladen en was de afwas gedaan. Ondertussen was er al wat leven in huis en iets later konden we onze voeten onder tafel schuiven voor een lekker ontbijt: hot porridge met rozijnen, kaneel en honing en zelfgebakken brood. De Noord-Ieren moesten op vlak van gastvrijheid zeker niet onderdoen voor de Ieren, ook al waren het in dit geval Fransen. Dat belooft voor volgend jaar, wanneer Frankrijk op de route ligt.
Françoise en Yann zijn heel hartelijke mensen en hebben een breed interesseveld. De gespreksonderwerpen waren dan ook gevarieerd en boeiend. Rond 10.15u namen we afscheid en stapten we op de fiets.
We pikten meteen terug in op route 92 van het National Cycle Network en waren net als in Engeland en Wales aangenaam verrast door de uitstekende signalisatie en de leuke wegen die werden geselecteerd. De keerzijde waren de hoogtemeters die je er gratis en voor niets bijkreeg, maar die namen we er - zeker in het begin van de dag - met plezier bij.
We waren intussen vijf weken onderweg zonder iets te schrijven over de terugrij-index. Dit is een term die onder vakantiefietsers wordt gebruikt om aan te geven hoeveel kilometer je bereid bent terug te fietsen wanneer je iets vergeet. Jullie horen ons vast al komen…
Na een dikke tien kilometer zwoegen over steile wegjes kruisten we een grotere baan. Toen ik overstak, kraakte mijn ketting nogal luid en we keken beiden bezorgd naar de kettingkas. Niets aan de hand, maar ineens riep Katrien: “Waar is je slot?”
Ik begon stante pede te vloeken, want ik wist meteen waar het lag. Ik had mijn slot op het muurtje gelegd toen ik dat van Katrien opende na het opbreken van de tent. Heel zuur, maar er zat niets anders op dan terug te rijden. In de terugrij-index staat ons, best prijzig, slot immers hoog op de lijst. Ik besloot alleen terug te keren langs de hoofdweg en in mijn adrenaline zat ik al bijna op de fiets toen Katrien snugger suggereerde dat ik best eerst mijn tassen kon afladen.
Net voor ik aan mijn tijdrit begon, vroeg een nieuwsgierige bewoonster of alles in orde was en na ons verhaal kon Katrien gerust bij haar binnen wachten tot ik terug was. Het was zwoegen en zweten, maar een klein uurtje later was ik al heen en weer gefietst.
In de tussentijd had Katrien de volledige familie van Angela leren kennen. In volgorde van verschijning kwamen achtereenvolgens haar man, het zoontje van haar nicht, haar zus, de tweelingzusjes van het zoontje van haar nicht, haar nicht en haar broer binnen. Telkens opnieuw vertelde Angela enthousiast het volledige verhaal over ons fietsavontuur en de reden waarom Katrien bij hen op de thee zat en er een heleboel rode, gekke tassen in de hal stonden.
Met nog een kleine stop om een geblokkeerde ketting er terug op te leggen was het al bijna 15u toen we in Omagh arriveerden. We vorderden een stuk trager dan de voorbije dagen, maar we lieten het niet aan ons hart komen - al heb ik het daar soms moeilijker mee dan ik zelf zou willen. Katrien wijst me er dan telkens op dat het geen race is en dat we wel zullen zien waar we arriveren. Het groeit er nog wel uit…
Met de ‘pech’ die we al hadden gehad en de wetenschap dat sommige dagen gewoon mindere fietsdagen zijn dan andere, namen we dan ook uitgebreid de tijd voor een praatje toen we net buiten de stad Gene en Karlene, twee iets oudere fietsers uit Idaho, ontmoetten. Zij waren drie dagen eerder uit Belfast vertrokken en zouden een volledige rondrit maken langs de West- en Zuidkust van Ierland tot in Dublin (een groot stuk van het traject dat wij in de omgekeerde richting hadden afgelegd).
We namen ons voor om nog een stuk verder te fietsen, maar aan de voet van de Sperrin Mountains gaven we er toch de brui aan. Zeker aangezien er hier in de bossen en vlak op onze route een camping moest liggen. Er was effectief een kampeerterrein, maar daar was alles dan ook mee gezegd. Een verlaten en vervallen receptie, deuren waar spinrag aanhing, geen andere gasten en in de games room een vending machine met allemaal lege spiralen op twee zakjes chips (roasted chicken bbq) na. Nochtans was er warm water en elektriciteit. We hadden geen zin om nog verder te fietsen en besloten om onze tent op te zetten, ondanks de ietwat lugubere omgeving.
De spaghetti die nog restte werd bereid met spekjes, cottage cheese en groene pesto. De kool die Katrien had gekocht veronderstellende dat het iets van sla was, hadden we er achteraf gezien beter niet bij gedaan, maar het kan er niet altijd ‘boenk’ op zijn.
Net voor het vallen van de duisternis reed er toch nog een wagen op en the warden inde tien pond voor de nacht. We vloekten dat we alsnog moesten betalen, maar wisten dan tenminste dat we niet op een spookcamping waren beland. Met een gerust hart doken we onze slaapzak in.