Het ontbijtbuffet was vrij volledig met cornflakes, broodjes, verschillende soorten vlees en kaas, confituur, yoghurt, eieren en fruitsap, maar de pistolets smaakten alsof ze de dag ervoor al waren klaargelegd. Jammer, maar we hebben er geen broodje minder om gegeten.
De zon scheen en in sandalen en korte mouwen vertrokken we naar onze volgende halte: Jarplund, een tiental kilometer voor Denemarken. We hadden beslist om de grens nog niet over te steken. We hadden immers nog wat tijd nodig om op de laatste Duitse camping nog een was te kunnen doen, het gasvuur te repareren en onze fiets een poetsbeurt te geven.
Heel mooi fietsten we door een bos via wandel- en fietspaden. Gelukkig waren de wandelpaden niet te veel off road en konden we overal blijven trappen, ook op de paar heuvels die we aangeboden kregen. Het traject was overigens zeer rustig met slechts een enkele voetganger die ons pad kruiste.
Ook na het bos bleef het landschap glooiend. Onze spieren moesten een stuk harder aan het werk dan in Nederland en het eerste stuk van Noord-Duitsland, maar eerlijk gezegd hebben we het liever zo. Klimmen en dalen betekent gevarieerder fietsen en doordat de fietshouding vaker verandert, worden onze polsen, nek, rug en achterwerk minder belast.
Intussen gingen de lessen Italiaans gestaag verder. Wouter kon, met een kleine verbetering hier en daar, tot honderd tellen en de reeds geoefende werkwoorden kwamen er bijna automatisch uit.
Rond de middag installeerden we ons op de camping. Wat later ging onze was voor drie euro de machine in en hing deze na drie kwartier al aan de wasdraad. Toen nog onder de zon, maar helaas verdween die zo goed als meteen van zodra alles netjes was opgehangen en vreesden we het ergste. Alles droog krijgen zou op die manier in ieder geval niet lukken.
Het gasvuur kregen we met wat geduld, oefening en grondig nalezen van de gebruiksaanwijzing opnieuw aan de praat. Niet dat we het ’s avonds nodig zouden hebben, de camping was voorzien van een keukentje met enkele kookplaten.
De poetsbeurt van onze fietsen tot slot verliep niet van een leien dakje. Wouter had net mijn fiets schoongespoten, toen de onvriendelijke uitbaatster hem op de vingers tikte dat het water daar niet voor diende. Vooral de manier waarop stoorde ons. Toen hij de tuinslang uiteindelijk niet terughing zoals Mevrouw de Koningin het wenste, nam ze het met een korte snuk van hem over. Zij was duidelijk geen uithangbord van de Duitse vriendelijkheid die we elders ervoeren.
Het bleef regenen en omdat het er niet naar uitzag dat de zon het duel zou winnen, haalden we onze was van de lijnen en spanden we onze eigen wasdraad onder het afdak van de sanitaire blok. Wat we niet konden ophangen wegens plaatsgebrek legden we verspreid over ons picknickdeken in de voortent.
In onze tassen staken nog steeds, op ham na, onze ingrediënten voor macaroni. De hesp was snel bijgekocht en in de keuken rook het even later naar een lekkere, gepeperde kaassaus. Hoewel het ons zeer goed smaakte en dit eigenlijk een heel eenvoudig gerecht is, zal het hoogstwaarschijnlijk bij deze ene keer blijven. Bloem weegt veel en een niet-klonterende béchamel/kaassaus maken zonder garde is quasi onmogelijk. Bij warmere temperaturen zou boter bovendien te snel smelten en als er iets is wat we kunnen missen is het een met vet besmeurde rackpack.
’s Avonds maakten we kennis met Michaël, een vakantiefietser uit Oezbekistan die sinds tien jaar in Duitsland woont. Hij had een week rondgefietst in Denemarken en zou de dag erna in Flensburg de trein huiswaarts nemen naar Düsseldorf. Hij vertelde ons dat je in Denemarken een lidkaart nodig hebt om te kamperen. Deze is een jaar geldig en kost in DKK het equivalent van vijftien euro. Omdat hij niet van plan was dit jaar nog naar Denemarken te gaan, kregen we zijn kaart cadeau. Als ze ons geen identiteitskaart vragen, kunnen wij als Michael Merimov binnenkort onze tent op Deense bodem opzetten.
Na een kopje zoethoutthee (bedankt Nicole, smaakt altijd lekker en doet ons terugdenken aan de gezellige babbels in Ierland en Oosterhesselen) was onze was tegen 22u spijtig genoeg nog steeds niet droog. Onder de handblazer in de toiletten probeerde ik dan maar kledingstuk per kledingstuk droog te blazen terwijl Wouter aan de blog werkte. Kurkdroog kon je de was bezwaarlijk noemen en toen Wouter me na 23u kwam halen hadden we nog steeds veel te veel natte dingen. Volgens de filosofie van Jean-Luc Dehaene “men moet de problemen oplossen wanneer ze zich stellen”, gingen we zonder zorgen slapen en zouden we ’s morgens wel zien hoe we ons klamme en natte gerief zouden transporteren.