Op onze weg lagen zowel the Giant’s Causeway en the Carrick-a-Rede Rope Bridge, twee van Noord-Ierlands topattracties. We namen dan ook rustig onze tijd om beide te bezoeken.
Ter hoogte van Bushmills - waar tevens de oudste, legale distilleerderij ter wereld ligt - vind je een spectaculaire rotsformatie van dicht opeengepakte, hexagonale, stenen kolommen. Niet slecht, ware het niet dat de tonnen toeristen het speciale effect van de duizenden stenen wegnamen - al waren we zelf ook twee van de zovelen.
Nog eens tien kilometer verder stond de touwbrug Carrick-a-Rede op het programma. Deze verbindt het vasteland met Carrick Island en overspant twintig meter, dertig meter boven de grond. Behalve door toeristen, wordt de brug in het seizoen nog steeds door zalmvissers gebruikt. In het foldertje dat we samen met ons ticket kregen, werd ons ‘an abundance of wildlife’ beloofd. Die abundance moesten we erbij dromen - tenzij ze er een overvloed aan meeuwen mee bedoelden -, maar het gevoel toen we over de bewegende brug liepen was zeker apart.
Tussen Portrush, de Causeway, de touwbrug en Ballycastle moest de kustlijn van Noord-Ierland zeker niet onderdoen voor de Westkust van haar zuiderbuur. Mooie rotsformaties, veel groen en op geregelde tijdstippen een eiland in zicht.
Op vijf km voor Ballycastle konden we onze tent opslaan. De laatste route in Noord-Ierland stond de dag erna gepland: Ballycastle-Larne, waar we de oversteek zouden maken naar Troon, Schotland.