Omdat we wisten dat er tachtig kilometer verder een andere blokhut te vinden was, talmden we niet ’s morgens. Hoe vroeger we daar zouden aankomen, hoe groter de kans dat de hut nog niet bezet zou zijn.
Nog voor 8u30 vingen we onze route langs de Deense westkust aan. Hoewel grote stukken van de route zo goed als op de kustlijn liepen, liet de zee zich slechts zelden zien. Hoge duinen beletten het zicht erop, maar boden wel een prima alternatief. Fietspaden door een prachtige streek voerden ons tot in Hanstholm. Net voor het binnenrijden van het stadje - waar voor de rest niets noemenswaardig te zien was -, ontdekten we enkele bunkers verscholen tussen de duinen. Ook in WOII achtten de Duitsers het nodig om in Denemarken de grenzen te verdedigen, vandaar dat hier vandaag nog steeds overblijfselen van the Atlantic Wall te zien zijn.
Omdat de gps ons liet vermoeden dat Hanstholm wel eens de enige gelegenheid zou kunnen zijn waar we lunch en avondeten zouden vinden, namen we het zekere voor het onzekere. In de plaatselijke Aldi kochten we brood, beleg en alles voor een pasta met broccoli, spekjes en blauwe kaas.
We hadden al twee dagen fantastisch weer gekregen en onze regenjassen zaten ver weg ingepakt. Het was dan ook te denken dat er die dag, hoewel warm, regenbuien op ons af zouden komen. Initieel bleven we fietsen, hopend dat de vlaag van korte duur zou zijn, maar toen de regen aanhield, stopten we toch om de regenjassen uit onze tassen op te delven.
Kort voor onze lunch, en opnieuw droog, botsten we nog op een groepje Noren dat anderhalve week in Denemarken rondfietste. Na de uitwisseling van enkele standaardvragen en de veel-mooi-weer-en-geen-platte-bandenwensen aten we we onze boterhammen op vierendertig kilometer van de eindbestemming voor die dag.
We volgden sinds Klitmoller EV12, the North Sea Cycle Route. Helaas is het soms onvermijdelijk om drukkere banen te nemen, zo ook in dit traject. Dat de zomer begonnen was, merkten we op de weg aan het feit dat behalve DK-nummerplaten ook verschillende D’s, F’en, N’en en NL’s ons voorbijstaken.
Het parcours in de namiddag was bij momenten onbeschrijfelijk mooi. Dit hadden we in Denemarken niet verwacht - maar wat moet een mens van Denemarken verwachten? We moesten eerlijk toegeven dat we tout court bitter weinig over het land wisten. Ik kon niet een bekende Deen opnoemen en ook Wouter kon op Kopenhagen als hoofdstad na geen weetjes bedenken.
Tot in Thorupstrand klommen en daalden we acht kilometer lang over een een zwaar kiezelpad. Deze zijn - we kunnen het niet genoeg herhalen - zo leuk, maar wanneer je nadien terug op asfalt rijdt, is het alsof je een elektrische fiets hebt.
We waren nog slechts tien kilometer verwijderd van de schuilhut die we hoopten te betrekken en we hoopten vurig dat er nog niemand zijn intrek in zou hebben genomen. Iets na 16u zagen we het bordje met de hutaanduiding. Wouter reed voor mij het pad naar boven en werd als eerste teleurgesteld toen hij de fietsen van twee Zwitsers tegen de hut geparkeerd zag. Jammer! De volgende lag drieëntwintig kilometer verder en was geen optie.
We wilden toch een praatje slaan en ongewild maakten we hen wakker. Zij hadden er de vorige nacht geslapen en hadden niet door de voormiddagregen willen vertrekken. Hoeveel geluk kan je hebben: de kerel zei dat onze wake-up call perfect getimed was en dat zij hun biezen zouden pakken naar een volgende stopplaats.
Twee uur later waren we geïnstalleerd, brandde ons kampvuur en stond er water op om pasta te koken. De hut was fenomenaal gelegen: in het bos op een heuveltje, uitkijkend op de weg die we daags nadien zouden verderzetten, het kampvuur voor de ingang. Het leek wel alsof we in de bergen zaten, alleen op de wereld.
De lekkere pasta lieten we voor de gelegenheid volgen door een reep chocolade - in de Aldi verkopen ze geen ijsjes per stuk. Het vuur brandde goed en Wouter sprokkelde erop los zodat we nooit zonder voorraad brandhout zaten. Tegen zonsondergang (lees: de zon die achter de bomen wegzakte), lieten we het vuur doven en na alle losliggende kledij, liners en slaapzakken te hebben uitgeschud - want de wind zat wat in de verkeerde richting waardoor kleine asdeeltjes de hut waren binnengedrongen -, kropen we uiterst gelukkig onze slaapzakken in.