De wekker stond tijdig geprogrammeerd, zodat we onze tocht richting de grens met Letland konden verderzetten. Het wasrek hing nog vol en aangezien op een rustdag alles in de tassen overhoop wordt gehaald, hadden we wel wat tijd nodig om ons te organiseren. Niet alles was indroog en dus trachtten we met de haardroger de laatste kantjes en hoekjes te drogen en namen we ons voor niet te vergeten deze zaken ’s avonds uit te leggen - hoewel dit in een tent niet altijd veel oplevert, soms zelfs integendeel.
Mari-Liis was weeral op post in het eethuisje in het centrum en dus ging ik, zonder bagage, nog even op en af naar de stad om haar sleutel terug te geven. Wederom fantastisch dat we op deze manier de stad hadden kunnen bezoeken en beleven.
Het was grijs, maar gelukkig regende het niet en we hadden zin in de fietsdag. Na een korte stop aan de winkel voor ontbijt uit het vuistje (een koffiekoek en een banaan) en lunch, waren we er helemaal klaar voor. Via een grote weg met een mooi fietspad lieten we de studentenstad achter ons. De nationale fietsroute volgde de weg iets te lang naar onze zin en we hadden zelf een alternatief in elkaar gestoken dat over kleinere wegen en paden door de velden liep.
Net toen we aan het bekijken waren waar we ons konden installeren voor het middageten begon het zachtjes te druppelen. Slechte timing, maar een paar minuten later bleek het slechts vals alarm. Voor de zekerheid zetten we ons toch maar in een verdwaald bushokje. Het rozijnenbrood met boter smaakte en deed mij mijmeren over het rozijnenbrood dat papa vroeger maakte toen we op zondag terugkwamen van de scouts - waar is de tijd?
We waren blij met onze alternatieve route, hoewel die ons vermoedelijk extra hoogtemeters opleverde. Stevig heuvelend slingerde de weg zich door velden en bossen. We zagen voor het eerst in Estland enkele herten wegspringen en klommen tot op tweehonderd meter.
Vanop de Harimäe uitkijktoren op de top hadden we een prachtig zicht over de Otepää heuvels en de vallei. Driehonderdzestig graden woud en velden, zover we konden kijken. Het bruisende stadsleven in Tartu was hier plots heel ver weg.
Toen we terug in de bewoonde wereld kwamen, was het al na 17u. Een eerste huis waar we overwogen aan te bellen viel af want de oprit vonden we te lang. Dat heeft dan zevenduizend kilometers in de benen…
Wat verder zagen we een vrouw in haar tuin en besloten we onze kans te wagen om een plaatsje te versieren op het grote grasveld aan de stallen. Ze sprak geen woord Engels, maar des te meer Ests. De vriendelijke vrouw vertelde honderduit, maar we begrepen er geen sikkepit van.
Toen we met gebaren aangaven dat we op zoek waren naar een plekje om te slapen, werd ze nog enthousiaster. Ze nam ons mee naar de tuin achteraan en gebood ons daar te wachten. Ze stapte de auto in en als we het goed begrepen hadden, kwam ze met iemand anders terug die ons verder zou kunnen helpen. Een paar minuten later kwam haar man aangereden die vijf woorden Duits sprak en kort deden we ons verhaal. Prompt werden we mee naar binnen genomen, de trap op, waar een volledig ingerichte studio - compleet met slaapkamer, keuken, woonkamer en pc met internet ter onzer beschikking was. Wat een gastvrijheid; daar blijven we telkens versteld van staan!
Voor de derde dag op rij moesten we onze tent niet opzetten en konden we in een bed slapen. Ook het gasvuur bleef in de tas en op de kookplaten bereidden we onze fishsticks met broccolipuree, verrijkt met kruidenkaas en boter.
Op de pc werkten we onze blog bij en in de loop van de avond sloegen we nog een praatje met Olev, onze 78-jarige gastheer. Onze laatste avond in Estland was er in ieder geval een om nog lang te herinneren.