Het veld waarin we stonden lag aan het huis waar we hadden aangebeld en bereikte je via een lange oprit. Er was zoveel mist ’s morgens dat we de straat zelfs niet konden zien. De tent was nat en onze kledij voelde klam aan, maar goed ingeduffeld met craft, t-shirt, lange mouwen en regenjas vlogen we erin.
Na een kleine tien kilometer deden we inkopen in het shopping center van Rakvere - gelukkig ook op zondag al vroeg open. Straf dat alle grote supermarkten in de landen die we al aandeden ’s zondags de hele dag geopend zijn, en dat dat in België eerder zeldzaam is.
Nu we al in verschillende supermarkten inkopen hadden gedaan, konden we objectief over het prijsverschil met Noord-Europa praten. Vleeswaren en kaas zijn in Estland merkelijk goedkoper (€1,70 voor 350 gram gehakt en €2,19 voor 400 gram kaas), maar confituur is dan weer eerder aan de dure kant (€3,20).
Wat ons echter vooral blij maakte naast goedkoop shoppen, was dat Esten vers brood weten te appreciëren. Een lekker - dat hoopten we toch -, bruin brood stak meteen in ons winkelmandje. Daarnaast kochten we eveneens de ingrediënten voor spaghetti bolognese en kozen we voor yoghurt als ontbijt aangezien ze enkel hetzelfde merk hadden van de crunchy die we twee alinea’s geleden de grond inboorden.
Op plastic flessen zit leeggoed. Normaal kan je die flessen inwisselen in de supermarkt, maar hier was de automaat goed verstopt. Buiten, aan de achterkant van het shoppingcenter, was een hall waar twee automaten stonden. Niet erg praktisch aangezien we onze inkopen al hadden gedaan, maar blijven rondfietsen met een lege fles Nestea van twee liter was nu ook niet bepaald handig. Om een of andere reden werd de fles niet aanvaard en uiteindelijk verloren we veel tijd en lieten we de tien cent waarvoor ze was. Wat een gedoe!
Ondertussen was de mist opgetrokken en wisselden wolken en zon elkaar af. Snel verzonnen we een alternatieve route voor de saaie straat die we, tegen de wind in, volgden. Wat gemakkelijk dat je met een beetje in- en uitzoomen op de gps kan kijken hoe je anders kan rijden. De nieuwe weg was veel mooier en over een halfverharde landbouwweg fietsten we licht glooiend door velden, bos en struikgewas.
“Is het aan het donderden?” vroeg ik, maar Wouter dacht dat het een auto was. De dreigende hemel met zwarte wolken deed nochtans iets anders vermoeden. En ik kreeg gelijk. We werden op de hielen gezeten door donderslagen en de wolken hadden veel weg van de Harry Potter-scène waarin dooddoeners het zwerkbaltornooi komen verstoren.
Net op tijd diende een aftands bushok zich aan en konden we beschut tegen de regen lekker lunchen. Het brood was namelijk effectief zeer smakelijk - wat hadden we dat gemist, een goede, ouderwetse snee brood - en met champginonnenworst, kaas, tomaat en frambozenconfituur als beleg waren de combinaties legio.
De bui duurde net zolang als we tijd nodig hadden om te eten en we stapten onze fietsen weer op om langs een iets drukkere weg het traject af te werken. Elf kilometer ging zo voorbij en we sloegen linksaf, een veldwegje in. Dreigende wolken, the sequel, kondigden zich aan en naast donder kregen we nu ook bliksem om het plaatje af te maken. Vanop een afstand sloegen we de regenvlagen gade en het was mooi om te zien, zolang we het droog hielden. Het was een liedje dat niet kon blijven duren. De regen haalde ons in en met een spurtje zetten we de laatste honderd meter naar een schuur in.
We herinnerden ons maar half de berekening die je kan maken door de seconden te tellen tussen donder en bliksem. Een fractie was het slechts en de decibels bevestigden hoe dicht het onweer bij ons was.
Toen het ergste voorbij was, stapten we na een half uur op de pedalen en net toen we onze regenjassen wilden uittrekken, begon het weer te druppelen. We stonden net op de hoek van een kruispunt en konden onze flessen bijvullen bij de bewoners van het huis waaraan we stonden. We maakten maar van de gelegenheid gebruik om een kwartiertje onder hun afdak te schuilen.
Een uur verder herhaalde het verhaal zich opnieuw. Gelukkig troffen we net op tijd een bushokje en vermaakten we ons drie kwartier met het beluisteren van de ipod tussen het getik van de gietende regen op het golfplaten dak.
Net toen we begonnen te overwegen onze tent achter het bushok op te zetten, zagen we in de verte witte wolken en blauwe lucht. We wachtten lang genoeg tot ze ons bereikten en fietsten droog de laatste kilometers van die dag.
Onderweg voorzag een appelboom ons van kleine, lekkere appeltjes. We aten er eentje en plukten er nog vier voor de volgende dag. Een weide aan een zomerhuisje wat verder leek ons een geschikte bivakplaats. De eigenaar was thuis, sprak vloeiend Engels en zag er absoluut geen graten in dat wij daar zouden kamperen. Net voor de volgende regenbui - waar het water vandaan bleef komen weet ik niet -, zetten we de tent recht en schuilden we voor de vierde keer die dag.
In de binnentent stonden plasjes doordat we ze ’s morgens zo nat hadden weggestoken en ze niet hadden kunnen uitleggen die middag. Druppels vielen van het zeil naar beneden en het was letterlijk dweilen met de kraan open. Waarom zou je ook op huwelijksreis gaan naar de Caraïben als je in een natte tent kan kamperen?
Koken moest noodgedwongen in de voortent. Geen ideale situatie, aangezien de damp zich een weg naar buiten probeerde te banen tussen de binnen- en buitentent. De spaghetti was wel erg lekker en smaakte ondanks de povere middelen minstens zo goed als thuis. Bovendien was ons avondmaal voor de tweede dag op rij niet alleen noodzakelijk als voedingsbron, maar tevens als opkikker.
Doordat het vroeger en vroeger donker werd, werden ook onze dagen korter. Nog voor 22u lagen we in onze slaapzak, klaar voor de nacht die aan het vallen was.