“Is this the main station?” vroegen we aan een andere passagier. Toen ze beamend knikte en wij de trein verlieten, bedachten we ons net te laat dat we waarschijnlijk toch niet helemaal waren waar we moesten zijn. Bij de benoeming van de stations is er niet echt aan toeristen gedacht: het station waar wij waren noemde “Beograd Centar”, het échte centraal station was “Glavna železnička stanica”. Glavna betekent namelijk centraal, weten we nu.
We moesten van hier een heel stuk verder wandelen naar Kalemegdan. Gelukkig nam een vriendelijke buschauffeur ons mee naar een andere halte, waar hij ons aanduidde welke bus we aansluitend konden nemen tot aan het fort.
Weetje voor meneer Decroo: niet voor het eerst pikt onze gsm een wifi-signaal op in (soms zelfs redelijk aftandse) bussen. Ook in Litouwen, Polen en Hongarije viel deze gratis moderniteit ons op. In België spreekt u over een testproject bij de NMBS, met de kans dat het om een betalende dienst zal gaan. Iets om over na te denken?
De zon scheen, steeds meer bomen stonden in bloei en de versterkte burcht was dan misschien zelf niet echt een betoverend bouwwerk, de ligging des te meer. Vanop de heuvel zagen we de Sava de Donau instromen en was het tussen de schakers aangenaam wandelen door het park.
Lonely Planet vermeldde daarnaast twee kleine kerkjes als ‘hidden gem’. Ernaartoe wandelend grapten we dat die toch niet heel erg verstopt konden zijn, op het domein van de grootste toeristische trekpleister in Belgrado. Achteraf dienden we ons ongelijk toegeven toen we letterlijk op onze passen moesten terugkeren om de Kerk van Sint Petka en de Rozenkerk te vinden. De eerste was vooral binnenin indrukwekkend, met miljoenen mozaïeksteentjes die allerlei taferelen uitbeeldden. De tweede was meer ‘hidden’ dan ‘gem’, aangezien zij vooral in de zomer opvalt door de bloeiende klimop die haar dan helemaal overwoekert.
Via de winkelstraat, Knez Mihaila , doken we het centrum opnieuw in en zochten we een lunchadresje. Gezond deze keer: broodje tonijn en bruschetta’s. De toeristische dienst lag vlakbij, dus maakten we van de gelegenheid gebruik om een plannetje te scoren.
Hoewel de vrouw erg haar best deed, kunnen we haar onmogelijk omschrijven als intelligent. “It’s like there is something wrong with this map. Everything is upside down.” Waarschijnlijk, als je het plan ondersteboven legt om aan toeristen te tonen waar de highlights van de stad zijn.
Het bleef zonnig en via het parlement wandelden we naar de Sint-Markuskerk en de Kathedraal van de heilige Sava. Twee enorme Servisch-orthodoxe bouwwerken in byzantijnse stijl met ontelbaar veel koepels. Het grootste verschil met onze katholieke kerken is het gebrek aan stoelen. Tijdens een viering, staan de mensen een uur lang recht om te luisteren naar de liturgie. Verder staan er overal grote kaders met afbeeldingen van heiligen. Iedereen kust deze iconen, maakt kruistekens en steekt geld in het offerblok.
Er is een sterk geloof in deze iconen. Ook thuis heeft iedereen een patroonheilige. Wanneer diens naamdag gevierd wordt is het groot feest: Slava, een Servisch orthodoxe traditie.
Het liep tegen vijven toen we uitdokteren hoe we terug op Ilija’s appartement zouden geraken. Aan de Heilige Sava vertrok bus 78, helemaal tot in Zemun. Vanzelfsprekend was dat net de bus die iedereen moest hebben en als sardienen stonden we vijftig minuten lang te hopen dat er meer mensen van dan op de bus moesten.
We smulden van de pizzabaguettes later die avond en keken uit naar de volgende aflevering van De Mol. We wisten dan wel al wie het niet was (lang leve Facebook, Maureen), dat nam niet weg dat we op het puntje van onze stoel toekeken hoe Bruno zich tòch verdacht maakte met zijn broodje.