De wind blies tegen, de ochtendzon was niet meer te bespeuren, maar na een tergend langzame veertien kilometer konden we wel een nieuwe mijlpaal vieren: achtduizend kilometer op de teller! Iets meer dan vijf maanden had het ons gekost om die afstand bijeen te fietsen, maar we hadden ontelbare mooie dingen gezien en meegemaakt.
Heel wat meren, het ene al groter dan het andere, en een verdwaald moeras lagen langs ons traject. Het hoefde dan ook niet te verbazen dat onze lunchplek er eveneens een was aan het water. Eerst wilden we onze pistoletjes buiten op de picknickbank opeten, maar gelukkig kwamen we net op tijd op het idee om een warme maaltijd te bestellen in de bistro. Zo konden we ’s avonds brood eten, want koken in de kou en in het donker wilden we liefst zo veel mogelijk vermijden.
Voor slechts twaalf euro kregen we elk een drankje en een lekkere vleesbrochette met rijst en groenten. Geen slechte deal als je het ons vraagt.
De lucht werd grijzer en grijzer en eerlijk gezegd ontzagen we het ons terug op de trappers te stappen. Uiteindelijk moest het er toch van komen en we trotseerden de kou voor het tweede deel van de dag.
Verharde en halfverharde paden wisselden elkaar af en het was lastig, maar mooi fietsen door velden en bos. De herfst deed ook in Zuid-Litouwen haar intrede en zorgde voor warme kleuren in de bomen.
Na vijftig kilometer sloeg de klok vijf uur en belden we aan met “Palapine?” terwijl we met onze handen een tentje uitbeeldden. Veel langer moesten we tegenwoordig niet meer wachten om ons kamp op te slaan, want het koelde snel af ’s avonds en de zon verdween al voor 19u.
De man begreep in ieder geval onze vraag en gaf ons toestemming om in de boomgaard te verblijven. Jammer genoeg hadden het gebrek aan zon en onze lunch binnen ervoor gezorgd dat we de natte tent niet hadden kunnen drogen over de middag. Voortaan zou de binnentent droogwrijven vermoedelijk een dagelijkse karwei worden.
Het stokbrood met kaas, appel en honing, die we van Dalia meekregen, was een lekkere aanvulling op de pistolets met worst, tomaat en rucola. De vorige dag waren we ’s avonds flink afgekoeld toen we onze tanden poetsten, maar we lieten ons geen tweede keer vangen. Meteen na ons avondmaal stonden we buiten in craft, long sleeves, t-shirt en fleece ons toilet te maken. Net op dat moment kwam het moedertje van de man die we eerder spraken ons tegemoet. Het duurde even, maar uiteindelijk begrepen we dat ze ons vroeg of we het niet te koud hadden in ons tentje. We konden namelijk ook binnen slapen als het van haar afhing.
Na de slapeloze nacht gingen we daar maar al te graag op in. We braken de tent af en brachten al onze tassen naar het houten huisje zoals we er zovele kruisten op het platteland. Eindelijk zagen we er eentje van binnen. Een driedeurskast deed dienst als muur tussen eethoek en slaapkamer en behalve een tv hadden ze duidelijk niet veel luxe. Het toilet was bijvoorbeeld een droog toilet buiten. Ontroerend hoe deze mensen ons toch uitnodigden voor een warme slaapplaats en een kop thee.
Samen keken we naar CSI, wat grappig! Een mannelijke, monotone stem vertolkte alle rollen. Zowel Horatio, zijn mannelijke én vrouwelijke collega’s, de dader, de slachtoffers en alle bijrollen werden door een en dezelfde persoon gedubd en ondertussen hoorden we op de achtergrond de oorspronkelijke Amerikaanse stemmen.
Met een uitstekend gevoel en de wetenschap dat we geen kou zouden lijden ’s nachts, kropen we in de uitschuifzetel onder de dekens.