Het was ook wachten tot deze laatste dag om een glimp op te vangen van wat er rest aan authentieke levensstijl op dit met toeristen overladen eiland. De wegen waren soms zo smal dat het onmogelijk was voor een fiets en een auto om mekaar te kruisen en de vele tavernes afficheerden hier in het Grieks de lokale specialiteiten in plaats van de te spelen matchen in de Premier League of de Bundesliga.
Massatoerisme is dan misschien niet meteen onze dada, we moeten eerlijk toegeven dat we de vele toeristen geen ongelijk kunnen geven. Corfu is een prachtig eiland met een kustlijn die zeker in het westen extraordinair te noemen is. Toen we na een pittige klim, net voor Aspaï, kilometers ver over het azuurblauwe water konden turen en de grillige rotsen pompeus in het water zagen neerzijgen, konden we niet anders dan met open mond te kijken.
Na twaalf dagen relatieve rust was het bij momenten stevig afzien op de steile wegen, maar de beloning was navenant. Toen we de rotskust in het westen achter ons lieten en doorstaken naar de vlakke(re) oostkust vonden we een fenomenaal mooie lunchplek. Op een staketsel in zee, over het superheldere water - je zou een euro op de bodem zien liggen - aten we onze sandwich op.
Het weer was uitstekend en dus trok ik mijn zwembroek aan voor een heerlijke duik na het eten. Katrien was fotografe van dienst en hield het op kniehoog pootje baden.
Ook na het middageten bleven we over kleine wegen fietsen waar we zo goed als geen verkeer tegenkwamen. Op de contouren van het eiland leek het bij momenten alsof we in de zee fietsten en de talloze tinten blauw en groen bleven maar lonken naar ons fototoestel.
Helaas liep er geen weg langs het water tot aan de haven van Lefkimmi en dus moesten we in het laatste kwart van de etappe nog eenmaal vol aan de bak; landinwaarts betekende immers bergop.
Perfect op schema verliet de ferry de haven en voor zeven euro per persoon (inclusief de fiets) arriveerden we een uur later in Igoumenitsa. Ook nu volgden we in eerste instantie de kust en na enkele kilometers stopten we aan de camping die we in de gps hadden ‘geflagd’. 19,5 euro voor een plek om ons tentje neer te poten. Dat was meer dan twee euro duurder dan onze volledig uitgeruste studio op Corfu… neen bedankt!
Een kleine tien kilometer verder versierden we in ons beste Grieks (lees: gebarentaal in combinatie met enkele woorden die Katrien zich herinnerde uit een liedje van Bassie en Adriaan) een plekje in een mandarijnenboomgaard aan de rand van het dorpje Kestrine. Het had wat voeten in de aarde, maar we stonden mooi, gratis en volledig op de route.
Gelukkig hadden we in Lefkimmi al inkopen gedaan en terwijl ik de tent slaapklaar maakte, bereidde Katrien een lekkere pastasalade met zalm, pijpajuin, komkommer, tomaat en nootjes. Alles in kannen en kruiken zou je denken, tot de broer van de vriendelijke eigenaar ons nog even kwam waarschuwen voor slangen. “Snails?” vroegen we nog hoopvol, maar nee hoor hij had het wel degelijk over slangen. Niet de meest geruststellende boodschap om de slaapzak mee in te kruipen en meer dan een maal controleerden we of de rits van de tent goed dicht was.