Feestelijke outfits en glamour en glitter waren vandaag niet aan de orde en in ons alledaags fietspak reden we rond 9u15 het centrum van Akniste uit. Een wegwijzer gaf aan dat we slechts op twaalf kilometer van de grens met Litouwen waren, maar wij reden nog een stuk verder door Letland richting Daugavpils.
De koude nacht bleef, ondanks de aanwezige zon, lang voelbaar en het was kil in de voormiddag. Dat Katrien haar beenstukken tot aan de lunch aanhield was niet verwonderlijk, zeker gezien de strakke wind die helaas nog niet van richting veranderd was.
Net zoals de wind bleef ook de staat van de wegen onveranderlijk en we hoopten van harte dat we geen stoflongen zouden oplopen op het Letste platteland. Het viel ons overigens op dat er nergens grote landbouwbedrijven of boerderijen te bespeuren waren. Veeleer zagen we enkele verdwaalde koeien die tussen de fruitbomen of de aardappelplanten naar een pluk gras op zoek waren.
Na dertig kilometer hadden we het gevoel dat we Parijs-Roubaix hadden gereden. Tegen twaalf uur ploften we dan ook totaal afgemat op ons picknickdeken neer en prezen ons gelukkig dat we een volwaardige lunch in de tassen hadden zitten. De tent lag goed te drogen en slechts twee uur later zouden we genoeg energie (en moed) verzameld hebben om ons ros terug te bestijgen.
Gelukkig gaf niet enkel de wind, maar ook de zon het beste van zichzelf. We durfden zelfs de term nazomer in de mond nemen en hadden dan ook snel nood aan een stop om onze watervoorraad aan te vullen. Ook ditmaal kregen we water aangeboden uit de waterput en de andere certitude, de dolle waakhond (zo groot als een kleine ezel), blafte alsof zijn leven ervan afhing. De gammele ketting waarmee het monster werd tegengehouden knarste vervaarlijk, maar hield wonderwel stand tegen het brute geweld.
In Ilukste waren er niet een, maar drie supermarkten te vinden. Het is duidelijk dat Basecamp nog lang niet over alle informatie beschikt. Beter zo dan omgekeerd! We vonden er ons avondmaal en zetten de laatste twintig kilometer naar Daugavpils in.
Net voor we in de verstedelijkte rand van de stad belandden, belden we bij drie huizen aan om een tentplaatsje te versieren. Twee maal gaf niemand thuis en de derde keer werden we in Ests of Russisch (wie zal het zeggen) naar de tuin verwezen. De vrouw, gekleed in een luipaardpeignoir, troonde ons mee naar het tuinhuis en wij kraaiden reeds victorie vooraleer we beseften dat we haar verkeerd begrepen hadden. Het tuinhuis was bedoeld voor onze fietsen en de tent konden we in het gras opzetten. We toonden onze matjes en gaven daarmee aan dat we het meer dan prima vonden om de fietsen buiten te laten staan en zelf onze intrek in het tuinhuis te nemen. Voor haar was het allemaal goed en al snel trok ze terug naar haar woning.
We lieten ons de gemakkelijke broodmaaltijd welgevallen en keken de rest van de avond vol verlangen uit naar de rustdag in Daugavpils die we ter gelegenheid van onze jubilee in een hotelletje zouden doorbrengen.