De yoghurt was vanuit Kinvarra tot in Galway (Salthill) geraakt zonder lekken. Op twee meter van de eetplaats slaagde ik er toch nog in om hem uit mijn helm aan het stuur te laten donderen, maar gelukkig was de schade beperkt en verloren we maar een hapje.
De dag ervoor hadden we niet kunnen beslissen welke route te nemen. De opties waren niet overtuigend interessant: a) fietsen richting Clifden langs de kust over een regionale weg - dit was de route die we oorspronkelijk in gedachten hadden, b) fietsen richting Clifden door het binnenland over een nationale weg of c) Clifden, en dus ook de Connemara, links laten liggen en deels over een nationale, deels over een regionale weg noordwaarts fietsen. Een bezoek aan Galway stond eerst op het programma, dus we konden de definitieve beslissing nog even uitstellen.
We hadden onze voorbereidingen in de gps gezet en die zou ons leiden langs enkele highlights van de universiteitsstad. Bij de eerste bezienswaardigheid ging het al mis. De volledige campus, waaronder het monumentale hoofdgebouw, was hermetisch afgesloten door tientallen in fluo geklede mannen van de Garda. Blijkbaar kwam Prince Charles die namiddag langs en mochten enkel genodigden het terrein betreden. Aangezien we geen invitatie hadden ontvangen van Camilla en Charles, wilden we niet wachten op the royal visit en zetten we koers via de kathedraal naar de Spaanse poort.
Over Galway kunnen we verder bondig zijn. Voor de vele bezienswaardigheden moet je er niet speciaal voor om rijden, maar het is wel een gezellig stadje met een leuke atmosfeer en veel winkels. De rivier die krachtig door de stad stroomt, geeft extra cachet.
Uiteindelijk was de beslissing gevallen om bij ons initieel plan te blijven en langs Galway Bay richting Clifden te fietsen. Het uitzicht was, dankzij de zon die af en toe lang genoeg doorbrak, zeker de moeite. We zagen de andere kant van de baai, langs dewelke we de dag ervoor waren gefietst. De wind was jammer genoeg niet van richting veranderd. Aangezien het in the Burren wind mee was, kon het niet anders dan dat het deze dag zwoegen zou worden. Ondanks onze krachtige, vastberaden pedaalslag, gaf de kilometerteller slechts 11 à 12 kmph aan.
De weg was drukker dan we hadden gehoopt, maar we vonden wel een toplocatie voor onze picknick. Op het keienstrand, achter een stenen muur, installeerden we ons uit de wind met zicht op de baai. Met de zon op ons gezicht smulden we van grote plakken zelf gesneden brood belegd met brie en Italiaanse, pikante salami. Typisch Iers!
Wouter overwoog om een duik in de Atlantische Oceaan te maken. Als hij dan niet van de gelegenheid gebruik maakte, zou hij mogelijk moeten wachten tot we in Spanje zijn volgend jaar. We smeerden ons in en net toen hij zijn zwembroek erbij wou nemen, begon het te druppelen. Je insmeren in de regen gebeurt waarschijnlijk ook enkel hier. De laatste opties voor zijn Atlantische plons waren enkel nog in Clifden, Newport en Sligo. Duimen voor goed weer dus!
Met de Aran Islands aan onze linkerkant, maakten we een bocht naar rechts en zagen we de Twelve Bens, het uithangbord van de Connemara Mountains, voor ons opdoemen. Verkeers- en andere informatieborden zijn in deze streek overwegend in het Iers. Gelukkig heeft onze gps daar geen last van.
De wind nam aan kracht toe (of zo leek het toch) en in het dorpje Casla vonden we dat we een warme choco en een pint hadden verdiend. Jammer dat ze de chocomelk op basis van water serveerden, met een kannetje melk ernaast. Dat principe heb ik nooit begrepen.
Stiekem hoopten we dat een van de stamgasten ons een lift naar Clifden zou aanbieden, maar aangezien ze allen aan de whiskey zaten was dat toch niet echt een optie geweest. We kropen ons zadel weer op en probeerden zo goed en zo kwaad als het kon weerstand te bieden aan de wind. Bij elke camionette of auto met aanhangwagen die ons voorbijstak, dachten we dat onze fietsen, bagage en wijzelf daar toch eigenlijk best wel hadden bijgekund.
Rond 17u en met slechts vijfenvijftig kilometer (incl. citytrip in Galway) op de teller passeerden we het laatste huis voor niemandsland. Met onze succesratio van bijna honderd procent, waagden we onze kans en vroegen we of we in de tuin konden kamperen. Geen enkel probleem! We moesten er niet veel woorden aan vuil maken of de eigenaar had al drie keer gezegd dat we in zijn ‘lawn’ onze tent konden opzetten.
Ik blies de matjes op, legde de slaapzakken en liners klaar en Wouter zorgde ervoor dat de pasta al dente werd gekookt. Met de spekjes, paprika en tomatensaus werd dit een lekker gerechtje. De dag erop zou het vroeg dag worden - in een tuin blijf je nooit lang - en hoopten we Clifden te bereiken met de wind in de rug.