De rest van de nacht verliep vlekkeloos en bij het krieken van de dag was ik weeral wakker. Katrien lag nog vredig te slapen en rond 6.45u ik ging op excursie naar het meer op zoek naar elanden. Hoewel de ochtendnevel en -zon voor voldoende spektakel zorgden kwam ik terug van een kale reis.
Het was nog goed koud en de oermens in mij besliste om ons kampvuur weer aan te wakkeren. Aan het vuur werkte ik nog wat aan de blog en tegen acht uur hoorde ik Katrien haar slaapzak openritsen. De zon zat nog steeds achter de bomen en het was goed dat we wat warmte hadden tijdens het ontbijt.
We wilden hier eigenlijk nooit vertrekken, maar na een gamel muesli besloten we dat het beter was om op een hoogtepunt te vertrekken en op het gemak staken we onze spullen terug in de tassen.
Het bleef volop zomeren en dus konden we al voor de zoveelste dag op rij starten in sandalen en korte broek. Met dergelijke weersomstandigheden en in zo’n mooie omgeving is het overigens geen opgave om ’s morgens terug op de fiets te kruipen. Door een ongerept en eindeloos woud reden we over bospaden richting zuiden. Het losse zand en de kiezel namen we er graag bij en we voelden ons de koning en koningin van Lakeland.
Na een kleine twintig kilometer kwamen we terug in de bewoonde wereld en iets voor het middaguur deden we inkopen in de S-Market van Jousta. Even buiten het centrum vonden we een schaduwrijk plekje waar we lunchten en napraatten over onze fantastische hut en de visvangst van de vorige dag.
Over merendeels halfverharde wegen bleef het flink op en af gaan en soms vroegen we ons af of Nederland effectief het enige vlakke land is. De heuvels waren van een kaliber dat we bijna altijd naar het kleinste verzet moesten teruggrijpen en voor de eerste maal in vier maanden hadden we het gevoel dat de warmte in ons nadeel speelde tijdens het fietsen. Het voordeel was dan weer dat we door onze eerder gematigde snelheid een goed zicht hadden op de vele libellen die ons op onze tocht vervoegden.
Dorst, veel dorst hadden we en we stopten aan het huis van een vriendelijke Fin. Hij verontschuldigde zich voor het schuchtere Finse volk, maar bewees zelf het tegendeel. In vlot Engels babbelde hij vrolijk mee en wees ons op een geschikte kampeerplaats aan het meer een achttal kilometer verderop.
Op tweehonderdvijftig meter na was hij correct en de plek was gelukkig inderdaad geschikt om onze tent op te slaan. Een ietwat verlaten zwemplaats, maar met alles wat we nodig hadden. Na het inslaan van de piketten dook ik het meer in, hoewel het opletten was voor grote rotsblokken die net onder het wateroppervlak verborgen lagen. Katrien keek ondertussen vanop een uitstekende rots toe en genoot op het droge van de zonnige vooravond.
Op het strand, op een grote steen, maakten we een lekkere salade. Gezien het gebrek aan campings en het daarmee gepaard gaande overschot in ons dagbudget kon er in de winkel net iets meer vanaf en naast avocado sierden ook cashewnoten, rookworst, kaas, appel, sla en tomaat onze gamellen. Meteen na onze laatste hap begonnen we aan het dessert aangezien de witte, crunchy chocolade anders meer weg zou hebben van een krokante chocoladesaus.
Dat we na een week nog steeds geen volledige rustdag hadden kunnen nemen - naar de schuilhut hadden we immers dertig kilometer gefietst en we hadden ’s morgens en ’s avonds alles in- en uitgepakt -, begon door te wegen en reeds tegen acht uur lagen we uitgeteld op onze matjes. We werkten de route voor de volgende dag bij, maar de motivatie om ook nog onze blog te schrijven was ver te zoeken. We liepen op die manier dan wel wat achterstand op, maar normalerwijze zouden we de volgende dag na dertig kilometer een camping kruisen (hoera) en konden we eindelijk wat uitrusten.