Zondag was deze week zeker geen rustdag. We hadden ons eindpunt 85 kilometer verder, in Velenje, geprikt. Gelukkig konden we gebruik maken van de uitstekende Sloveense fietsfaciliteiten en eens de fietspaden ophielden te bestaan lag de hoofdstad achter ons en bevonden we ons in het groen.
Over kleine padjes, langs de Kamniska Bistrica-rivier, was het fietsen met een grote glimlach op het gezicht. Het was duidelijk dat Slovenië fietsvriendelijk gezien al een stuk voor stond op de andere Balkanlanden.
De route bleef echter niet vlak en net buiten Kamnik ging het meer en meer omhoog. Door velden gevuld met mooie graanschuren, langs donkere bossen die hun geheimen aan fietsers niet prijsgaven en in het gezelschap van een koppel zeldzame zwarte ooievaars legden we de laatste kilometers af voor de lunch.
We parkeerden onze fietsen net voor het allerlaatste en lastigste stuk van de klim. Niet meteen iets om naar uit te kijken, maar zo konden we wel met frisse(re) benen aan de opgave starten. We hadden de broodjes ’s morgens al belegd en dus hadden we ze maar uit het aluminiumpapier te pakken. Lekker, zo’n meergranenstokbrood.
Hup, terug de fiets op en zoals het met 11% naar boven ging, ging evengoed met 11% naar beneden. “Ow fuck”, hoorde ik luid achter mij, maar toen ik achterom keek zag ik niemand. Wouters remmen hadden gefaald en met volle snelheid was hij een overgroeide veldweg, die nu gelukkig dienst deed als vluchtstrook, opgereden.
We laadden alle tassen af en wisselden ook de voorste remblokjes. Zo kon het eventjes verder, maar het was een gevaarlijke situatie die zo snel mogelijk opgelost moest worden. In Graz hoopten we dan ook dat de fietsenmakers al van hydraulische systemen gehoord zouden hebben.
Het ging af en toe pittig omhoog, maar we genoten van de rustige wegen zonder verkeer. Ver van drukke autostrades fietsten we verder noordwaarts langs grote hopvelden. De streek waar we ons bevonden heette Spodnja Savinjska Dolina, maar een andere benaming is Dolina Zelenega Zlata, wat zoveel betekent als de vallei van het groene goud. We hadden wel een drankje van dat groene goud willen nuttigen, maar voorlopig was het enkel dromen van de Sloveense Hopus of Duvel Triple Hop.
We waren nog een zestal kilometer van Velenje verwijderd en we voelden de gemaakte kilometers in onze benen. Puur op wilskracht en met de wetenschap dat er een camping was trapten we verder.
Aan het meer van Velenje konden we voor 19,5 euro ons tentje kwijt en het duurde niet lang voor Wouter een plons nam in het verkoelende water. Het was een veel groter karwei om avondeten te vinden. Noch op de camping, noch in de aanpalende bars was eten te vinden en het restaurant een halve kilometer verderop was nogal aan de prijzige kant. Het werden uiteindelijk frietjes uit een stalletje en een pannenkoek als dessert. Het had erger gekund.