Toen we uit onze tent kwamen, maakten we voor het eerst kennis met midges. We zijn niet helemaal zeker of het werkelijk de kleine vliegjes die in Schotland en Scandinavië voorkomen waren, maar ze gingen in ieder geval door voor uiterst vervelende, in grote zwermen aanwezige, venijnig stekende beestjes.
Onze tent werd nog nooit zo snel weggestopt en om 8u zaten we in de trappers. Omdat we aan de voet van de berg ons kamp hadden opgeslagen, wisten we dat de dag zou beginnen met een stevige klim. De nachtrust had ons goed gedaan en door een prachtig woud bekleed met paarse boshyacinten verteerden we de stijgende weg vrij goed.
In het eerste dorpje op onze weg kochten we onze lunch. Omdat er maar een stokbrood meer overschoot en het er een van de dag ervoor was, kregen we het gratis mee. Ze waren zelfs zo vriendelijk om het nog een paar minuten in de oven te steken.
Het laatste wat we willen is overkomen als klagers, maar het weer zat echt niet mee. Vraag maar aan alle (Noord-)Ieren. Het was koud, heel koud, en met gevoelstemperaturen van 2 à 3 graden hadden we niet het gevoel dat juni voor de deur stond. Regen kregen we in alle vormen en maten die dag; het woord 'druilerig' werd zeker en vast uitgevonden voor dagen zoals deze.
Het weerhield ons er niet van om goed door te trappen. Omstreeks 15u overschreden we de kaap van 2.000 km. Aangezien er een Lidl op de weg lag en we toch inkopen moesten doen, was dit een prima moment om nog een triple chocolate cookie te eten! We anticipeerden maar om later die avond onze puike prestatie in iets meer stijl te vieren met een lekkere fles Spaanse rode wijn.
We lieten het drukke Coleraine achter ons en vervolledigden de route tot in Portrush. Een blij weerzien met de Atlantische Oceaan, maar tegelijkertijd het besef dat Wouter er nog steeds geen duik in had kunnen nemen. Met de barre weersomstandigheden zat dat er spijtig genoeg ook niet meteen aan te komen.
Ierland en Noord-Ierland bevielen ons. Op de campings na dan toch. Daar hadden we veel meer van verwacht. We hebben natuurlijk niet altijd de luxe om, zoals dat met de wagen wel kan, op zoek te gaan naar de perfecte camping, maar Portrush was spijtig genoeg bezaaid met toonvoorbeelden van het type camping dat we op andere vakanties proberen te vermijden.
Het was pas 16u, dus probeerden we vier verschillende campings - de ene al onpersoonlijker dan de ander. De rode draad: grote trailerparken met een miniem stukje gras voor tenten, dure toegangsprijzen met douches apart te betalen en beperkte sanitaire voorzieningen (want trailerbewoners hebben natuurlijk zelf alles in hun barak).
Na een rondrit van vijf km, kwamen we terug terecht op de eerste. We konden de tent opslaan in de ‘glamping area’, met als gevolg dat we tussen vijf op glasbollen lijkende iglo’s er het beste van moesten maken.