Alek had voor de tweede dag op rij een lekker, en zelfs vrolijk, ontbijt voorzien. Met lachende rijstkoeken en een flinke portie muesli zou de eerste klim zeker geen probleem vormen.
Hoewel het een pak frisser was dan de vorige dag, moesten we toch al snel onze jas uittrekken. Er was veel wind, maar hij stond eerder gunstig en had dus op de gevoelstemperatuur weinig invloed. Over het weer hoor je ons zeker niet klagen.
De voormiddag speelde zich af in een ontzettend mooi landschap. Driehonderdzestig graden bergen met weinig tot geen bebouwing en een weg die zich door en over de heuvels heen slingerde. We kregen onze ogen niet uitgekeken. Daarenboven passeerde er slechts nu en dan een zeldzame auto en konden we dus grotendeels naast elkaar fietsen.
Op een tof plekje op de rotsen, uit de wind, en tegenover een fantastisch panorama aten we de restjes uit onze doggy bag. Elk een stuk Pastrmajlija, aangevuld met de appels van Blagoja en de sinaasappel van Veronica. Wat een leven!
Na de lunch zetten we een lange klim in naar Oreshe. Daar stopte de weg ergens in de bergen en zouden we verplicht een halte moeten treinen. De vergezichten bleven uitmuntend, maar de klim was soms vervelend. Telkens gaven we na een stuk stijgen enkele hoogtemeters prijs in een kleine afdaling. Moeilijk om een goed fietsritme te vinden.
Daar waar het station op onze kaart stond aangeduid, was niets te zien. Geen perron, geen gebouw, geen spoorlijn,… De weg liep nog door tot in het centrum van het dorp, maar daar waren we bitter weinig mee.
Er zat niets anders op dan op onze tellen terug te fietsen. In Bogomila, het laatste dorp dat we passeerden, vonden we gelukkig wel wat we nodig hadden en anderhalf uur later tilden we onze fietsen de schamele wagon in. Geen eenvoudig werkje, maar er is altijd wel een of andere behulpzame ziel die het samen met ons voor elkaar krijgt.
In Gostirazhni vonden we opnieuw wegen in de juiste richting en zetten we de afdaling in naar Lazhani, twintig kilometer verder. Onderweg viel vooral het veelvoud aan moskeeën op. Ieder zijn smaak natuurlijk, maar de moderne touch aan sommige gebedshuizen - fluogroene neonlichten aan de minaret - was naar ons aanvoelen niet meteen een schot in de roos.
Aan enthousiasme geen gebrek. Een salvo van “zdravo’s” werd door jong en oud op ons afgevuurd en wij deden lustig mee. We hadden dan ook geen schrik dat we geen kampeerplekje zouden kunnen fiksen.
Net na het dorpscentrum van Lazhani probeerden we aan een vrouw uit te leggen dat we onze tent ergens wilden opslaan. Het was bezwaarlijk een succes te noemen. Bij haar buren lukte het beter; de dochter sprak Engels en bij hen kregen we fiat om de tent in de tuin op te slaan… De tuin van de eerdere buren.
Alles was klaar: de tent opgezet, de matjes opgeblazen, de rijst gekookt en de groenten versneden en gemengd. “This is for you,” zeiden de twee oudste dochters van de eigenaars. Hun vader was speciaal voor ons om twee pljeskavitsa’s (de Balkan-hamburger) gereden en had ook een zak chips, twee pakjes New Yorkers, een pak Jaffa Cakes en een fles Coca Cola van twee liter voorzien. Dit was veel te veel en vooral veel te zwaar, maar toch konden we het niet weigeren. Wat moesten we doen? De meisjes terugsturen naar hun ouders met de boodschap dat we eigenlijk al eten hadden gemaakt en dat twee liter gelijk stond aan twee kilo extra gewicht?
We aten onze buikjes rond, pakten de rijstschotel in voor de volgende dag en zochten naarstig naar plaats om al het lekkers te transporteren. We hadden ongeveer evenveel in onze tassen zitten als sommige mini-markets in hun schappen hebben liggen. Misschien moesten we maar een handeltje beginnen.