De avond ervoor maakten we op het internet kennis met de Transalpina. Deze legendarische weg werd in 1935 geopend uit militair tactisch oogpunt om snel de bergen over te kunnen steken. Tot op vandaag is de Transalpina de hoogste weg van Roemenië (2145 meter) die zich kenmerkt door de vele haarspeldbochten en het imposante landschap. Na het bekijken van wat foto’s kan ik niet ontkennen dat het kriebelde, maar je moet je limieten kennen en gelukkig maar lag deze route niet op ons traject richting Zwarte Zee.
Ontbijten deden we ‘on the road’ en de overvloedige suikers in de koffiekoeken werden instant ingezet. We opteerden dan misschien niet voor de keizerlijke klim, onze negentwintig kilometer voor de lunch waren misschien wel de allerzwaarste die we in ons hele fietsavontuur al hadden afgewerkt. Geen enkel moment was het plat en de hellingen werden steevast gekenmerkt door een hellingsgraad tussen zeven en twaalf procent.
Onze voormiddag kon omschreven worden als afwisselend tegen vijf à zeven kilometer per uur naar boven ‘kruipen’ en vervolgens tegen veertig à zestig per uur naar beneden zoeven. Jullie kunnen wel raden welk gedeelte wij verkozen en tijdens het klimmen flitste meermaals de vlakke Donauroute door ons hoofd. Katrien maakte zelfs even gewag van een switch naar een bureau op het werk, maar dat idee verbanden we toch maar gauw naar de achtergrond.
Het was zwaar, loodzwaar, maar toch was het genieten. De zon gaf heel wat warmte - de jassen gingen al tijdens de eerste klim in de tassen - en het landschap was prachtig. Aan onze linkerzijde zagen we besneeuwde bergtoppen opduiken en aan de rechterzijde kregen we een mooi panorama gevuld met heuvelruggen en fruitbomen waarvan de eerste bloesem prachtig afstak tegen de blauwe lucht.
Daarnaast was het gewone leven in de kleine Roemeense dorpjes een streling voor het oog. De vriendelijke mensen die de schapen of koeien over de straat naar het weiland brachten riepen ‘Drum bun’ (goeie reis), de vele, oude waterputten langs de kant van de weg waren nog in gebruik, paard en kar als vervoersmiddel, zelfs de honden op de straat pasten in het plaatje.
Na de zoveelste te steile klim ploften we neer op de trap aan een kleine dorpswinkel. We vonden nog net voldoende energie om een brood, wat beleg en een stuk chocolade te kopen en de mensen op het terras keken ons met grote ogen aan. De calorieën en de zonne-energie verrichtten wonderen en met een vleugje zonnecrème in de neus zetten we de namiddag in.
Nog twee maal moesten we het onderste uit de kan halen, maar wonder boven wonder waren de laatste kilometers richting Horezu licht dalend. Er stond slechts vijfendertig kilometer op de gps, maar we besloten er de brui aan te geven. We hadden de voorbije dagen heel wat geklommen, we wilden nog wat genieten van de zon en het stadje bruiste van het leven en zou de ideale uitvalsbasis zijn voor een rustdag.
In de toeristische dienst spraken ze belabberd Engels, maar het pension dat ze aanraadden was wel een voltreffer. Voor een zacht prijsje kregen we een ruime kamer met dubbel bed, een moderne douche, een balkon met zicht op de bergen en wifi.
In de namiddag slenterden we wat rond in het centrum van het stadje, genoten we van een heerlijk terras in de zon en deden we prospectie voor een eetadres voor ’s avonds. Uiteindelijk kwam het restaurant van ons pension als winnaar uit de bus. De houtoven waarin de pizza’s werden gebakken gaf de doorslag en we hebben ons de keuze niet beklaagd.