De eerste elf kilometer klommen we geleidelijk naar de grens met Montenegro. We wisten niet goed wat we aanmoesten met de info van de toeristische dienst in Pejë - de grensovergang zou officieel gesloten zijn - en toen op zevenhonderd meter van de grens de weg overging in een zo goed als onbegaanbaar bergpad sloeg de twijfel toe. Zouden we er wel geraken? We zouden toch niet helemaal terug moeten om via een andere weg Montenegro binnen te gaan?
Met de wagen was terugkeren de enige optie geweest, maar met onze trekkingfietsen aan de hand sloegen we er net in om de eerste en ergste paar honderd meter toch af te leggen. We waanden ons in niemandsland, want waar op onze gps de grens stond aangeduid was niets te zien. In de verste verte was er geen levende ziel te bespeuren, laat staan een grenspost of grenswachters. Temidden van rijzige rotswanden, naast een kolkende bergrivier betraden we illegaal ons vijfentwintigste fietsland.
Onze identiteitskaarten werden dan (nog) wel niet gescand, wat een prachtige binnenkomer in Montenegro. Een betoverende klim door een adembenemend landschap leidde ons door groene velden met zicht op hoge bergen naar een nieuw hoogterecord. Op 1800 meter en een klets waren we eindelijk boven en genoten we van de duizelingwekkende vergezichten. Vermoedelijk konden we zowat over het hele land uitkijken.
Op de pas werden we zowaar toch nog gecontroleerd. “Border police, passport control”. De vriendelijke grenswachter maakte er geen enkel punt van dat we via Kosovo kwamen aangereden en ons illegaal statuut was weeral verleden tijd. Met een stevige handdruk werden we welkom geheten en we mochten zelfs een foto maken met de man die moederziel alleen in de gure wind op een berg zat waar geen kat passeerde.
De afdaling was zalig bollen, maar het was goed fris. Onze jas was niets teveel en we deden zelfs onze dunne handschoentjes aan om geen al te koude vingers te krijgen. Toen we voldoende hoogte hadden verloren, zochten we een plekje om te lunchen. Alle ingrediënten voor een lekkere salade zaten al in de tas en in de zon sneden we de groentjes en het fruit en mengden we alles netjes door mekaar.
We bleven maar afdalen en stilletjes aan kwamen we weer in de bewoonde wereld terecht. Rond kilometer zestig deden we inkopen in een klein supermarktje in Adrijevica. Meteen merkten we dat Montenegrijns veel weg had van Servisch. Het lijkt al een eeuwigheid geleden, maar er was toch nog wat vocabulair blijven hangen en zo maakten we ons meteen populair bij de locals.
Net buiten het centrum begon weer een - naar BlijvenTrappen normen - klim buiten categorie. Zeventien kilometer lang en ditmaal tot op 1550 meter. We wisten dat we dit varkentje vandaag niet meer gewassen zouden krijgen, maar vonden het wijselijk om toch al een stuk af te werken.
Met de laatste krachten in benen vinkten we de eerste zeven kilometer af en eens we boven de 1000 meter waren begonnen we uit te kijken naar een kampeerplekje. De eerste poging was niet succesvol, maar het moet geweest zijn dat het lot ons naar het volgende huis wilde brengen. Geen woord Engels spraken de mensen, maar zelfs bijna zonder gebaren hadden ze meteen begrepen dat we uitgeput op zoek waren naar een slaapplaats.
Ze moesten er niet eens over nadenken, “no problem!” Er was zelfs keuze uit twee vlakke plaatsjes voor de tent - een unicum op de berg - maar eerst moesten we ons installeren voor het kleine huisje voor een rakija. Het bleef niet bij een, twee of drie (gelukkig kleine) glaasjes, en meer dan een uur lang werden er onder een stralend zonnetje in het Montenegrijns, Servisch, Engels en gebarentaal verhalen verteld waarvan de tegenpartij vermoedelijk slechts een fractie begreep.
De hele familie heette ons hartelijk welkom en naast onze hosts (Novak en Violetta) waren ook de grootmoeder, de twee kinderen Luka en Stefane en een schoonzus en drie neefjes uitermate geïnteresseerd in die twee gekke fietsers.
Na de Rakija-kennismaking werd de idee om de tent op te zetten al snel overboord gegooid. Ze hadden nog een tweede gebouwtje op hun erf waar enkele zetels stonden en hier konden we zonder problemen terecht.
We hadden nog maar net onze tassen neergezet en andere kleren aangetrokken toen we werden meegetroond om samen met hen te eten. Het beste brood ooit (ovenvers), heerlijke kaas, aardappels net uit de grond, kip van het erf en zelfgemaakte yoghurt. Simpel, maar enkel en alleen door de geweldige smaken subliem.
In ruil voor zoveel vrijgevigheid gaven we hen onze volledige zak met net aangekochte etenswaren. Als dat wilde zeggen dat we de volgende dag voor even op onze kin moesten kloppen was dat ook maar zo. Niet te geloven dat mensen die zelf zo weinig hebben en met beperkt comfort leven, zomaar alles laten vallen om hun (zichzelf uitnodigende) gasten op handen te dragen.
Voor situaties zoals deze trek je dus voor anderhalf jaar met je fietsje door Europa. Weeral onvergetelijke momenten!