De eerste zestien kilometer waren vlak en vooral bijzonder mooi. Door een natuurgebied fietsten we langs de Griekse noordwestkust waar we zelfs een afwezige van ons Donaudeltalijstje konden afstrepen: de lepelaar. Komieke vogel.
Bergop reden we vervolgens verder naar de grens met Albanië. “Dat moet vlot gaan,” dachten we, “we zijn hier pas geweest.” Niet dus, ’t was te denken. Zeker een kwartier stonden we te wachten tot de grenswachter ons na veel gezucht en gepuf groen licht gaf om het land te betreden. Hij had er dan misschien wel zijn collega bijgehaald die met mijn identiteitskaart fronsend naar een ander kantoortje liep, maar we hebben zo’n vermoeden dat ze uiteindelijk hun fiat gaven omdat ze geen zin hadden in extra werk.
Op de kaart zagen we weemoedig dat ons rode lijntje terug richting België neigde. De laatste vijf maanden van ons grote avontuur waren begonnen en voor het eerst deden we iets voor het laatst: om klokslag 11u12 wisselden we van tijdzone naar 10u12.
De route voltrok zich door een landschap dat gekenmerkt werd door kale rotsen met lage vegetatie. Kort voor de lunch waren we ter hoogte van het reeds afgevinkte Butrint. Die omweg hoefden we gelukkig niet meer te maken.
Na veertig kilometer rolden we ons picknickdeken uit in een groot veld. Ook onze tent werd weer opgediept zodat de natte stof in de zon kon drogen. De pistoletjes met salami, peper en lente-uitjes smaakten en zorgden vooral voor de nodige brandstof voor het tweede deel van de fietsdag.
In de namiddag beleefde BlijvenTrappen een primeur toen we in Sarandë onze eigen fietsroute kruisten. Een speciaal gevoel. Van lang genieten was er geen sprake want we startten er meteen aan de lange en steile klim naar Lukovë.
Lonely Planet omschrijft de kustroute tussen Vlorë en Sarandë als een traject dat elke reiziger in Albanië op zijn palmares moet hebben. Het uitzicht op de Ionische Zee was inderdaad prachtig en wellicht zouden de vergezichten vanop de Llogaraja pas vijftig kilometer verder nog mooiere superlatieven uit onze pen halen.
In Lukovë was er helaas enkel een viersterrenhotel en een vakantiewoning die per week werd verhuurd. In Piqeras hadden we meer geluk en stelden we ons tevreden met een matig hotelletje. In de douche kwam (weinig) ijskoud water uit de slang in plaats van uit de sproeier. De zonneboiler van het waterreservoir op het dak was blijkbaar kapot, maar de eigenaars boden hun eigen badkamer aan. Opgelost… of niet? Daar was geen licht en in het bad moest je gebukt met een hand de knop voor de sproeier vasthouden en met de andere de sproeier zelf.
Het avondeten was gelukkig wel een succes: mama’s aardappelwortelrecept met een soort bergkaas en picknickworstjes (bij gebrek aan beter, maar eigenlijk best lekker). Heerlijk!