De kerk daarentegen, wat was ons dat? Elk kwartier een, twee, drie of vier klokslagen en op het volle uur een gong per uur. Dat zijn zestien slagen om middernacht en dat duurt een eeuwigheid. Ook om 2u of om 3u45 gaf de kerk van jetje. Wie wil in godsnaam weten hoe laat het is op zo’n onchristelijk - en deze term is bewust gekozen - uur?
Veel te vroeg voor onze vijfhonderdste dag, een feestdag, waren we dan ook al druk in de weer met de ochtendroutine: ontbijten, slaapzakken wegproppen, tassen vullen, natte tent oprollen. Tot vier keer toe zouden we de tent zo wegsteken die dag.
We hadden ons voorgenomen te fietsen tot in Sigmaringen, een kleine vijftig kilometer verder. Daar zouden we vast en zeker een onderkomen vinden om ons BlijvenTrappen-jubileum te vieren.
Door een sterk golvend landschap baanden we ons een weg naar het zuiden. Grappig, aangezien we eigenlijk onderweg waren naar België in het noordwesten.
Behalve in velden en bossen bevonden we ons vaak in ‘Naturschutzgebiet’. De Donau creëerde een ideale habitat voor roof-, zwem- en waadvogels. Meermaals kwamen we tot stilstand om ze te bewonderen. We denken trouwens een visarend te hebben gezien, maar zijn niet zeker. Misschien kan iemand dankzij de foto’s bevestigen welke roofvogel het precies was?
Onder een boom, net nadat we het centrum van Mengen achter ons hadden gelaten, aten we een lekkere lunch terwijl de tent lag te zonnen. Abrikozen als appetizer en steenovenstokbrood met Provençaalse salami, lente-uitjes en tomaat. Nog slechts een tiental kilometer en ons feest kon beginnen.
In Sigmaringen ging de toeristische dienst pas open om 14u en dus vinkten we in afwachting een eerste to do af in de Eisstube om de hoek. Een lekkere Walnussbecher voor Wouter en een Coupe Dänemark voor mezelf. Mmmmmm!
De vriendelijke dame van de toeristische dienst probeerde ons vervolgens te verbeteren toen we zeiden dat we onszelf wilden trakteren op een overnachting omdat we vijfhonderd dagen onderweg waren. “Fünfzig, meinen Sie nach aller Wahrscheinlichkeit.” “Nein, fünfhundert. Ein Jahr und vier Monate.”
Ze belde verschillende etablissementen op, maar de meeste hadden geen kamers meer vrij. In Gasthof Traube was gelukkig nog een dubbele kamer, met ontbijt en internet.
De fietsen gestald, de nog steeds niet droge tent uitgerold in het verzamelkot beneden en alle tassen drie verdiepingen naar boven gedragen… we zakten afgepeigerd neer op het bed. En dan merk je dat het internet niet functioneert zoals het zou moeten. Grrrrrrrr!! Hoe kan dat nu in 2016?
Alles terug naar beneden en dus maar verder fietsen in de hoop dat we een andere verblijfplaats zouden vinden om te feiern. We probeerden ons niet te veel te ergeren aan het getsjol en stootten tien kilometer verder op Gasthaus Mühle. Dezelfde prijs voor een kamer dubbel zo groot, waar geen keffer in de naburige kamer het kot bijeen blafte telkens iemand passeerde, waar er zeer goede wifi was en waar tevens een ontbijtbuffet voorzien was. Top!
In het restaurant ‘s avonds waanden we ons in een aflevering van ‘Sturm der Liebe’. De ober liep erbij alsof hij in een sterrenzaak werkte en wanneer een lokale familie hun voetjes onder tafel kwam schuiven, kwam het voltallige personeel ‘hallo’ zeggen en werd de baby door iedereen vakkundig overstelpt met “oooh’s”, “aaaah’s” en andere “koetsjiekoetsjie”-taal.
De Wiener Schnitzel met Pommes en de ratatouille met gevulde pannenkoeken met zalm uit het meer smaakten ons, maar konden niet tippen aan de overheerlijke Nusskuchen die we als dessert bestelden.
Nog een maal de tent oprollen, hoewel ze nog steeds niet kurk was, en we konden onder de lakens kruipen en aftellen naar de volgende feestgelegenheid: 17.000 km, ons vermoedelijk laatste ronde kilometeraantal.