Wouter wilde graag tijdig in Fishguard zijn, dus stonden we op rond 6u30 en vertrokken we dik anderhalf uur later richting kust. Onze voormiddag fietsen ging volledig de mist in, letterlijk. Van het, naar het schijnt, prachtige Wales kregen we maar weinig te zien. Dikke mist hield de natuur van het Pembrokeshire Coast National Park voor ons verborgen. Wat een zure appel, nadat we al het eerste stuk van Wales hadden moeten missen in de trein. Met elke trap die we deden, hoopten we dat de zon door de wolken zou breken en de mist zou verdrijven, maar telkens keerden we van een kale trap terug. We zagen zowat tien meter rondom ons met nu en dan een schaap en een pluk heide.
In de helft van ons traject kwamen we opnieuw vakantiefietsers tegen, zij het van een iets lichter kaliber dan wijzelf en de vorige week ontmoete Janis en Fran. Debby en Nath wonen in Carmarthen en waren voor het verlengd weekend (in tegenstelling tot bij ons was niet vrijdag voor 1 mei, maar maandag een bank holiday) afgezakt naar Saint David’s. Eerder waren ze al naar Parijs gefietst en ze droomden ervan ooit een gelijkaardige trip te kunnen doen als die van ons. Hopelijk zien zij in ons voldoende inspiratie en motivatie…
Toen we op vierhonderd meter hoogte zaten, op een zevental km van Fishguard, wisten we dat de laatste loodjes dit keer niet het zwaarst zouden wegen. De afdaling naar de kust kon worden ingezet. Van een dubbele beloning was deze keer spijtig genoeg geen sprake: de mist was nog steeds te zeer van de partij en vertolkte zijn rol als spelbreker met glans.
Over de afdaling kraaiden we wel wat te vroeg victorie. Anderhalve kilometer voor het centrum kregen we nog een heuvel voorgeschoteld van 20%. Wat een afknapper! Toch een pluim voor mezelf: ik reed de berg op zonder mijn fiets te voet omhoog te moeten duwen.
Per sms vernamen we dat Griet en Viktor eerder van de bus waren gestapt om het laatste stuk wandelend af te leggen. Ze zouden pas een uur later in Fishguard zijn. We zochten dan maar meteen een camping om ons te installeren. Alweer strooide een holiday park met de intussen befaamde ‘no tents policy’ roet in het eten. Zucht. De routebeschrijving van de manager in het Welsh begrepen we niet, dus zat er niets anders op dan terug te fietsen naar het town center. Viktor had namelijk laten weten dat er nog een camping stond aangeduid op hun wandelkaart. Later hoorden we dat papa en Korneel ook hun antennes hadden opgezet. Via WhatsApp en Facebook waren kampeersuggesties binnengestroomd. Wat een team!
Het was een grappig zicht: aan het kleine pleintje stonden wij, met onze zwaarbeladen fietsen, twee even zwaar bepakte wandelaars op te wachten. Wat een fijn weerzien! Na de eerste omhelzingen en anekdotes leek het ons toch slimmer om de camping op te zoeken en nadien rustig bij te praten.
De tent stond snel recht en de matjes en slaapzakken zouden we ’s avonds wel in orde leggen. We trokken comfortabele kledij aan, maar moesten die al gauw verhullen met een regenbroek want de neerslag, die zich even uit de voeten had gemaakt, was alweer terug van weggeweest.
In een lokale pub genoten de mannen van een pint of Guiness en de vrouwen van half a pint of ale. Terug opgedroogd, zakten we met de fiets aan de hand af tot het kleine haventje in Lower Fishguard waar volgens Viktor enkele restaurantjes hadden moeten zijn… hadden moeten zijn dus. Bij de aanblik van de verlaten straatjes, gokten we op meer succes door opnieuw naar boven te klimmen en aan de ander kant van het centrum af te dalen naar de zee.
In de B&B waar Griet en Viktor enkele dagen later zouden overnachten, genoten we van een lekker, maar meer dan gemiddeld gefrituurd diner. De vier verschillende voorgerechtjes (champignons, witte vis, sardientjes en kroketten) hadden alle duidelijk de frietpot bezocht voor ze op ons bord waren beland.
Het was niet het diner, maar vooral het terugzien en de verhalen van het thuisfront die ons nog meer zin gaven om dit fantastisch avontuur verder te zetten.