Vooraleer we aan de tafel schoven, haalden we mijn voorwiel eruit en staken we andere remblokjes op. De fietsenmaker had namelijk verteld dat we met de huidige, die bestemd zijn voor keramische velgen, schade aan de onze zouden toebrengen. Hadden ze ons dat nu eens in Sofia verteld…
Intussen kwamen dankzij onze geweldige hosts de heerlijke geuren van een English breakfast ons tegemoet. Toast met zelfgemaakte confituur, bonen in tomatensaus, spiegelei, worst,… Als we niet vooruit geraakten zou het in ieder geval niet aan een gebrek aan energie liggen.
Hartelijk namen we afscheid en net als iedereen die ons in de loop der maanden heeft gehost, zouden we hen in Brussel opwachten met een frisse pint bier en een goed pak friet.
Door velden vol moderne windmolens en via een verkeersluw traject verliep de voormiddag kalm en zonder veel vermeldenswaardige gebeurtenissen. Het landschap ten noorden van Wenen was erg vlak en we hadden al snel de helft van onze route afgewerkt.
Helaas was de supermarkt van Niederkreuzstetten gesloten en waren we aangewezen op een geïmproviseerde lunch: enkele lekkere wilde pruimen van de boom van Eva en Gerald, twee prinskoeken en een stuk chocolade. Gelukkig hadden we nog voldoende krachten over na het uitgebreide ontbijt.
In de namiddag ging het meer heuvelen. Het fietsen was leuker en het landschap mooier dankzij de glooiing in de akkers met aardappelen, suikerbieten en pompoenen. We zagen zelfs eindelijk nog eens een hert.
Het enige nadeel van fietspaden temidden de velden is dat tractors eveneens fan zijn van het geasfalteerde pad. Twee maal moesten we van de fiets om een grote modderpoel te ontwijken. Eenmaal met succes, de tweede keer veeleer gebuisd. Ook Helmut en Hans, twee fietsers uit de buurt, waren aan het vloeken. “Wahnsinn” vonden ze onze toer.
Na Laa an der Thaya reden we nummer 30 binnen. En waarmee verwelkomt Tsjechië bezoekers? Een casino, een nachtclub, goedkoop bier en rookwaren. Niet slecht.
We talmden niet te lang meer, kochten avondeten en zochten in Jevisovka een plekje om onze tent op te zetten. De grote achtertuin van een rusthuis leek ons een goed idee, maar de directeur dacht daar anders over. (Ten minste dat denken we, want de verpleegster belde hem of haar op en gaf nadien de negatieve boodschap door.)
Twintig meter verderop zag de buurman er geen graten in dat we in het veld zouden bivakkeren.Er kwam nog een uurtje gesukkel met het gasvuur aan te pas, maar we kregen het uiteindelijk toch aan de praat. Een zakje kippensoep aangevuld met rookworst, aardappelen en ajuin (die laatste twee ingrediënten recht uit het veld) vormden de perfecte afsluiter van een nieuwe fietsdag.