Het menu de avond ervoor hadden we zodanig uitgekozen dat we nog 3,20 leva overhadden om lunch te kunnen kopen in de kruidenierszaak van Rila. We hadden voor de twee belegde broodjes en een koek eigenlijk nog wat te kort, maar dat werd door de vriendelijke winkelier kwijtgescholden.
Na een zeventiental kilometer begonnen we aan een lange, maar prachtige klim naar de grens met Macedonië drieëntwintig kilometer verder. Meestal vinden we wel een aantal redenen om tijdens dergelijke uitdaging enkele korte pauzes in te lassen: foto’s nemen, drinken, insmeren,… De Zwitserse Sämy en Sabine zorgden dit keer echter voor de eerste en onverwachte pauze. Op hun fiets zijn ze onderweg naar Nepal waar ze eind dit jaar hopen aan te komen. Knap!
We namen afscheid van Bulgarije in schoonheid. Gedurende tweederde van de klim hadden we een formidabel zicht op de Rila en Pirin Mountains en wat er nog tussen lag was een mooie groene vallei met hier en daar een dorpje en een meer.
Op de top van de berg konden we uiteindelijk fietsland eenentwintig aanvinken: Macedonië. “Passports please,” begon een van de vriendelijkste grenspolitiemannen ooit ontmoet. “Documents for the bike please,” ging hij verder. Hij moest lachen toen we er toch voor twee seconden waren ingetrapt.
“There’s a problem, you’re not valid,” ging hij plots verder. We zagen aan zijn gezicht dat het geen grapje was dit maal. Not valid… we waren niet die hele berg omhoog gereden om te horen dat we niet geldig waren. We legden uit dat we in Servië, Roemenië en Bulgarije geen problemen hadden gehad. Hij trok zich terug met onze passen en kwam een tergend trage tien minuten later terug. Oef, we mochten het land in.
Met onze sandwichen achter de kiezen zetten we de afdaling naar Delchevo in. Macedonië kon ons meteen bekoren: altijd goed weer en altijd bergaf.
In de supermarkt kochten we avondeten in, want de kans was groot dat we zouden kamperen. Jammer genoeg vonden we van de ingrediënten op ons lijstje enkel tonijn en ontbijt, groenten en fruit waren er niet op zondag. Geen idee waarom.
Op kilometer 64 begonnen de vijf lastigste kilometers van Deel II. De gevoelstemperatuur - zei Accuweather - was 34°C en het gemiddelde stijgingspercentage van minstens 10% was moordend, zeker de stukjes waarvan de hellingsgraad het gemiddelde naar omhoog trok. Toch niet altijd bergaf.
Net voor de top werden we aangesproken door een bewoner die zich afvroeg waarom we het in ons hoofd haalden die straat te fietsen. In het Italiaans sloegen we een praatje en werden we voor de tweede keer die dag gewaarschuwd voor Albanië en haar inwoners. Sämy en Sabine hadden ’s morgens namelijk verteld dat ze er soms door kinderen met stenen bekogeld werden.
Na het harde labeur volgde een heel plezant stuk door verbluffend mooi Macedonië. Wijngaarden, enorm hoge bomen, beboste bergen, wild kabbelende riviertjes, tjirpende krekels, overstekende hagedissen,… Als deze trend aanhield zou dit kleine landje best kunnen concurreren met Bulgarije.
In Vinica ondernamen we een tweede poging om groenten en fruit te vinden. De supermarkt was gesloten, dus vroegen we aan de buurvrouw waar we terecht konden. Ze haalde haar dochter erbij die Engels sprak en voor we het wisten overhandigde Veronica ons een zak met zeven appeltjes, een gigantisch pak koekjes, drie bananen, een appelsien, een komkommer en een zak gezouten party snacks. Van gastvrijheid gesproken.
Met 95 km op de teller vonden we dat we flink ons best hadden gedaan. In een dorpscafé informeerden we of er nergens een plaatsje was om onze tent op te slaan. Twee oude rakkers spraken wat Duits en plots stond het halve dorp mee te luisteren. Er kwam een voetbalveld uit de bus en vijf kinderen werden opgedragen ons ernaartoe te escorteren. Dat was ook weer eens iets anders.
Het was te denken dat we bij het opzetten en koken heel wat bekijks hadden. De vijf kinderen waren er plots twintig en wie wat Engels sprak zette zijn beste beentje voor. Of ze niet konden helpen? Of we zin hadden om mee te voetballen? Waar we vandaan kwamen?
Bij zonsondergang kropen we in onze tent en gingen zij huiswaarts. “Hello?” hoorden we tien minuten later. “A gift from my parents,” zei Blagoja en hij gaf ons een groot pak koeken, twee appels en wat snoepjes. Zelfs al zaten onze tassen al propvol met Veronica’s gulle donatie, we konden de lieve en trotse kinderogen niets weigeren.
Al lachend zeiden we dat we aan de Belgen zouden vertellen dat Macedoniërs de besten zijn. “Macedonia is little New York,” zei zijn vriendje beamend.