Via een eerder drukke weg vertrokken we achter elkaar richting de Italiaans-Sloveense grens twintig kilometer verderop. Geen controlepost deze keer, maar het blauwe Europese verkeersbord dat aangeeft dat je een nieuw land betreedt. Toch minder cachet zonder norse grenswachters.
Een pittige klim van zes kilometer herinnerde ons eraan dat het al even geleden was dat we in het zadel hadden gezeten. Het landschap maakte het de inspanningen echter meer dan waard en een vergelijking met Toscane was niet overdreven. Groene heuvels met wijnranken, tuffende tractors en dorpjes die zelfs amateurschilders naar het penseel zouden doen grijpen.
Op het middaguur vonden we in Lozice een ‘pekarna’ voor brood. Kaas en hesp hadden we al voorzien en op het eerste het beste bankje in de schaduw ploften we uitgehongerd neer. Het was erg warm en de pauze kwam geen moment te vroeg.
Langs een appelblauwzeegroene rivier fietsten we vervolgens via Kanal en Most Na Soci naar Tolmin, zoals Tihi had uitgetekend. “Het zal toch niet al te lang meer duren vooraleer ik een duik neem,” maar dat het water van de Soca zo koud zou zijn had Wouter niet verwacht. Hij hield het bij twee korte plonsjes.
Op een terrasje in Tolmin genoten we na van onze fietsdag. Inkopen voor de salade ’s avonds vonden we in de nabijgelegen supermarkt en rond 17u legden we de laatste loodjes af. We zaten nu tussen de bergen en met tientallen paragliders boven ons hoofd - we telden er op een bepaald moment achttien - namen we het landschap in ons op.
Een ezel stoot zich geen twee keer (drie eigenlijk) aan dezelfde steen en we waren afgeleerd ons te forceren op een ‘eerste’ fietsdag. Zeventig kilometer was ruim voldoende en aan een man die zijn grasmaaier aan het repareren was vroegen we of we nergens onze ‘Šator’ (tent) kwijt konden. Een telefoontje later was het gepiept en konden we ons languit uitstrekken op het picknickdeken. Dat hadden we weeral goed gefikst.