Na twee potten yoghurt (mango/passievrucht en aardbeien) schudden we de tent zo goed en zo kwaad als het kon uit, en rolden het kletsnatte zeil op. We vertrokken in regenkledij en zouden die dag tot het - voor ons toch - noordelijkste punt in Schotland fietsen.
Het moet gezegd: het Britse belastinggeld wordt in het National Cycle Network zeer goed besteed. We konden er maar niet genoeg van krijgen. De hele voormiddag fietsten we autoloos over onverharde wegen tussen de bergen, langs meren en door prachtige, ongerepte wouden.
Schotland liet een onbeschrijfelijke indruk op ons na. Zelfs de foto’s geven bijlange niet weer wat wij onderweg ervoeren. Het geluid van de watervallen, zwevende roofvogels boven ons, besneeuwde bergtoppen, de geur van dennenbomen en nat mos,… Het was werkelijk fenomenaal.
Tot aan de lunch was het een goede keuze geweest om in regenkledij te fietsen. Motregen die aan ons bleef plakken verlaagde de gevoelstemperaturen en we waren dan ook blij toen de zon rond de middag eindelijk doorbrak.
Aan de Dochart Falls belegden we onze Scottish Morning Rolls (ook prima als lunch hoor) met kaas, ham, tomaat en gekookte eitjes van de dag ervoor. Lekker en zo was onze motor weer van voldoende brandstof voorzien voor de tweede helft van het geplande traject.
Kort na de lunchpauze ontmoetten we een koppel uit Edinburgh. Zij hadden hun wagen vastgereden in de gracht en hadden net een tractor geregeld die hen uit de brand zou helpen. Ze leerden ons dat de besneeuwde bergtoppen uitzonderlijk zijn voor mei, laat staan aan de vooravond van juni. We overdreven dus niet toen we schreven dat het veel te koud is voor de tijd van het jaar. Ook de Schotten klagen steen en been over de rampzalige meimaand, maar wij hadden de indruk dat het stilletjes aan begon te beteren.
Langs Loch Tay zetten we onze route verder. Kilometers lang (drieëntwintig om precies te zijn) volgden we de flanken omhoog en omlaag en flirtten we constant met de hoogtelijn van tweehonderd meter. Vanaf de autoluwe weg genoten we van een fantastisch zicht op verschillende bergen van meer dan duizend meter.
In het dorpje Kenmore, aan het einde van het meer, was geen noemenswaardige supermarkt te bekennen. We zouden elders ons avondeten moeten inslaan. Jammer genoeg was de volgende optie Aberfeldy, een stadje dat voor ons aan de verkeerde kant van de rivier Tay lag. Dat zouden extra kilometers worden.
Het kon ons niet echt deren. De wind die uit het niets was opgestoken, blies in de goede richting en de laatste loodjes verteerden we met gemak. Na negenentachtig kilometer kwam een perfect stukje bos in ons gezichtsveld. Onze tunneltent kon er uit het zicht van de weg worden opgezet en we waren gelukkig met onze keuze om een broodjesmaaltijd zonder gasvuur te bereiden.