Onder een stralende zon en na weer een geweldig ontbijt namen we hartelijk afscheid van Otto en Agnes, die ons steevast ‘Meine Kinder’ noemde. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat we afspraken om mekaar in België zeker terug te zien, wanneer zij bij gelegenheid nog eens afzakken om hun dochter Eszter te bezoeken.
Na een vijftiental kilometer zwoegen tegen de wind door uitgestrekte velden, zagen we voor het eerst tekenen van de vluchtelingencrisis. We naderden de grens tussen Hongarije en Kroatië en in een reactie op de massale instroom had Hongarije zijn landsgrens hermetisch afgesloten. Een dubbele afweergordel van grote hekken, prikkeldraad en hoge wachttorens… op zijn minst een bevreemdend beeld.
Voor de eerste maal werden bij een grensovergang over land onze identiteitskaarten gecontroleerd. Geen probleem en luttele ogenblikken later fietsten we Kroatië, fietsland nummer zeventien, in.
Net voor het middagmaal kregen we een pittig klimmetje op ons bord. Even slikken, aangezien Basecamp (ons gps-programma) ons hiervan niet op de hoogte had gebracht. Door de kale boomgaarden en wijnvelden zagen we in de verte de Donau reeds schitteren.
Enkele pistolets met Kolbacz later (opnieuw een typisch Hongaarse worst, nu meegekregen van Agnes en Otto), zetten we de afdaling naar de tweede langste rivier van Europa in. Op rechteroever werden we gecontroleerd door een vriendelijke Kroatische grenswachter, die maar niet kon geloven dat we uit België kwamen met de fiets. Ook op linkeroever weer controle en verbazing, deze maal vanwege zijn Servische collega. Land nummer achttien, check!
De daaropvolgende kilometers wipten we zes maal de grens over, van Servië naar Kroatië en omgekeerd. Zonder controles deze keer, maar met heel wat stille getuigen zoals een honderdtal herten en talloze roofvogels (wellicht enkele keizerarenden onder hen). We zagen zelfs twee wilde zwijnen (!!) de bossen induiken toen ze ons hoorden aankomen.
Het onverharde pad door het prirode Kopački rit park lag er zwaar bij door de regenval de voorbije dagen. Gelukkig liep er een zandweg paralel met de modderstrook, die aan de diepe bandensporen te zien ook gebruikt werd door vrachtverkeer voor houtkap.
We vorderden langzaam, maar het was genieten vol in de natuur. We vroegen ons af of we de route zouden aanraden aan andere fietsers. De condities zijn niet ideaal want zand keldert de snelheid, maar de overvloed aan wildlife en het gebrek aan andere mensen maakten het voor ons meer dan de moeite waard.
Afgepeigerd kwamen we in Apatin aan, onze eerste stop in Servië. Geen host deze avond, maar een appartementje met kookfaciliteiten. Dat betekende inkopen doen. In de Maxi Delhaize (ja ja, Louis is ook tot in Servië geraakt), liet het personeel alles vallen om Katrien te helpen. Met een grote glimlach en overenthousiast bracht ze buiten verslag uit van de eerste kennismaking met de lokale bevolking. Ook in het stadje zwaaiden mensen ons toe en hielpen ze ons maar wat graag op weg naar een bankautomaat.
Het rijstgerecht met kip, paprika en Hongaarse saus smaakte en na het bijwerken van de blog stond nog iets spannends op ons te wachten. Wie zou deze keer uit De Mol gekegeld worden?