Hoewel we pas tegen 18u20 hadden afgesproken met Wim, een vriend van Wouter waar we konden overnachten, namen we al tegen 15u30 de bus naar Antwerpen. Enkele kleinigheden mochten we namelijk zeker niet over het hoofd zien. Aan Gabors ouders hadden we bijvoorbeeld Belgisch bier en Belgische chocolade beloofd en Wim, daar waren we zeker van, wist eveneens een lekker biertje te pruimen. Daarnaast hadden we tijdens het eerste deel van onze fietsreis gemerkt dat de luidsprekers van onze ipod niet voldoende sterk waren. In de Mediamarkt deden we onszelf dan maar een portable speaker cadeau.
De treinrit naar Brussel-Zuid was zo voorbij en na tien minuten wandelen kwamen we aan op de Parvis de Saint-Gilles, het gezellige plein waar Wim samenwoont met zijn Duitse vriendin Katja. Ons ‘laatste avondmaal’ bestond uit - hoe kon het ook anders - een goed pak friet en een frisse pint. We hadden wel eindeloos kunnen doorbabbelen over het leuke huis dat ze huren, hun reis naar IJsland, ons fietsavontuur en hun geplande reis naar de Azoren, maar de wekker stond om 6u35 en dus bleef het slechts bij enkele lokale biertjes tijdens een gezellig cafébezoek. Vroeger dan gebruikelijk rondden we dan ook de avond af en met kriebels in de buik kropen we onder de dekens.
Zo stil mogelijk trokken we de volgende ochtend de voordeur achter ons dicht en lieten we ons wekken door de Brusselse ochtendkou. De tickets voor de pendelbus naar de luchthaven hadden we al op zak, dus het was enkel een kwestie van de bushalte te vinden. We wandelden dezelfde route terug naar Brussel-Zuid, liepen het station door naar de voorkant en stipt op tijd verliet de blauwe bus haar standplaats in de Frankrijkstraat.
Een uurtje later ging onze bagage al door de security check op de luchthaven. Ons flesje iso-Betadine alarmeerde voor de tweede keer (ook in Brindisi) het veiligheidspersoneel, maar mocht meereizen naar Hongarije. Na een ‘drugs swab’ over onze ietwat stoffige wegwerptas, kregen we groen licht en mochten ook wij het vliegtuig op. Zonder vertraging deze keer.
De regenachtige namiddag in de hoofdstad zaten we uit in een cafeetje waar we een regenprogramma in elkaar wilden steken. De cinema? Alle niet-gedubde films waren jammer genoeg enkel ’s avonds. Musea? Te ver om naartoe te wandelen in de regen. Een tentoonstelling die je liet ervaren hoe het is om blind te zijn? Anderstalige gidsen moest je een dag op voorhand boeken… Uiteindelijk hielden we ons bezig met Couchsurfers en Warmshowers aan te schrijven en probeerden we zo wat slaapplaatsen te versieren voor de eerste dagen. Met succes! In Szalka, Mohacs en Bac stond alvast een bed voor ons klaar.
We waren ‘thuis’ in Budapest; ik was er voor de vierde, Wouter voor de derde keer. Het openbaar vervoer had dan ook geen geheimen meer voor ons en tegen 18u30 wandelden we de Karpat utca in, naar Gabors residentie. Altijd een enthousiast weerzien met één constante: Palinka, de nationale sterke drank. Vaak zelf gebrouwen en gebotteld, ook in dit geval.
Zoals steeds bleef het niet bij een glaasje en tussen Buritto’s en pint werden de verhalen van de afgelopen maanden gedeeld. Naarmate de avond (en de palinka) vorderde, groeide ook ons enthousiasme. Twee weddenschappen rijker gingen we naar bed. Gabor zou zijn tickets boeken voor de erasmusreünie in Barcelona en wij engageerden ons om samen met hem in mei volgend jaar de twintig kilometer van Brussel te lopen. We waren nog niet eens begonnen aan onze tweede tienduizend fietskilometers… wat hadden we ons nu weer op de hals gehaald!