We hadden al vier dagen op rij goed gefietst en wilden graag een rustdag inplannen. Die hoopten we door te brengen aan een schuilhut in de bossen, dertig kilometer buiten Toivakka. Onze verwachtingen lagen hoog na ons blitzbezoek aan de schuilhut de vorige dag.
De zon scheen volop en al tijdens de eerste drie kilometer naar de supermarkt zagen we het potentieel van deze rustdag. Geen wolkje te bespeuren, temperaturen die in de loop van de dag zeker niet zouden zakken en lekker vlees voor op de vuurplaats waar we van uitgingen die te treffen tegen de middag.
Omdat we de dag nadien wellicht even zouden moeten fietsen vooraleer op een winkel te stoten, kochten we voldoende eten voor tweemaal lunch, een ontbijt en een avondmaal. De K-Market was jammer genoeg iets duurder dan de Lidl of S-Market, maar bij gebrek aan alternatief moesten we daar toch alles zien te vinden.
Het merendeel van het traject liep langs een grote weg die gelukkig niet overdreven druk was, maar waar weinig over te vertellen valt. Op een aantal kilometer van de bestemming schakelden we over op een ‘witte baan’. Je moet geen genie zijn om te begrijpen dat deze naam komt van de kleurcode op de gps. In België zijn dit doorgaans rustige, lokale wegjes, maar toch geasfalteerd. Dikke stippellijnen zijn halfverharde paden en dunne stippellijnen onverharde wandelpaden (of als je geluk hebt wegeltjes). In Finland zijn witte banen zelden of nooit geasfalteerd en we beten dan ook goed in het stof telkens een auto of soms truck ons passeerde.
Op driehonderd meter van de schuilhut moesten we rechtsaf op een dun stippellijntje. Aangezien enkele bomen waren omgewaaid over het pad, ging Wouter te voet verder om te bekijken of de hut zo de moeite was als we hoopten. Met een lach op zijn gezicht kwam hij terug aangelopen en opgelucht tilden we de fietsen een voor een over de boomstammen.
De locatie was prachtig: aan een meer stond een enorme, half overdekte vuurplaats met grillrooster en voldoende hout om ons een week te verwarmen, er was een toilet, een breed ponton en geen andere mens in de verste verte. Maar het beste moet nog komen: ik vond een hengel gemaakt van een lange tak met een dobber en haakje. Wouter zou zo toch nog kunnen proberen zelf vis te vangen. Niet dat we geloofden daarin te slagen, maar het idee op zich was al voldoende.
Op het ponton genoten we in alle rust van lekker (!) brood met kaas, salami en confituur op deze paradijselijke plek. Daarna begon de rustdag pas echt: de rest van de dag hadden we enkel onze zwemkledij aan en stonden we in het meer te hengelen.
We gebruikten brood als aas en toen na een paar keer proberen bevestigd werd wat wij altijd dachten, namelijk dat vissen een redelijk saaie sport is, trok ik de dobber uit het meer naar omhoog. “Er hangt een vis aan! Er hangt een vis aan!” riep ik uit en met vooruit gestrekte arm hield ik de vislijn zover mogelijk van mij vandaan. We barsten in een lachen uit. Dit hielden we niet voor mogelijk.
Nu was Wouter helemaal niet meer te houden. We probeerden nog eens en niet veel later bengelde opnieuw een visje aan onze haak. Vissen lukte veel beter zonder brood en uiteindelijk bestond onze buit uit vier vissen (visjes, maar goed, vissen klinkt beter) en een mossel van nog nooit eerder geziene grootte.
Wat genoten we: warm weer, veel plezier en een prachtige plek. Het was eens iets anders dan in een busstation of taverne de blog updaten.
Volgens de gegevens in Basecamp zou een eerste camping nog twee dagen op zich laten wachten. Het stof was bij vorige zwembeurten in meren dan misschien wel weggespoeld, mijn haar kon toch eens een wasbeurt gebruiken. De vouwteil die al haar nut had bewezen voor de was, de afwas en om banden te plakken werd voor de gelegenheid ingezet als douche en stiekem dachten we terug aan de draagbare douche die Sivert ons had proberen te slijten.
Veel sneller dan we wilden viel de avond en verhuisden we van het meer naar de vuurplaats. In geen tijd laaiden de vlammen hoog op en maakte Wouter de visjes schoon. Niet dat er veel van te eten viel, maar we moesten onze vangst toch minstens kunnen proeven. De mossel lieten we wijselijk links liggen, schelpdieren zijn toch iets delicater en het laatste wat we wilden was de nacht doorbrengen op het composttoilet.
De weinige bite die we van de visjes wisten los te peuteren smaakte als voorgerechtje en wat later lagen drie mooie stukken varkenshaasje te garen op de rooster. Samen met wat kruidenkaas en tomaat-mozzarella op een broodje was dit een topgerechtje, nog smakelijker dan Sergio Herman het ooit zal kunnen uitspreken.
Ons sterrendiner werd aangevuld met zelf geplukte blueberries en een reep chocolade met stukjes oreo. Niet slecht, maar niet per se om opnieuw te kopen.
De zon verdween achter de bomen en daarmee kwamen meteen alle muggen tevoorschijn. Een riskante onderneming om ervoor te kiezen niet in de tent, maar op de banken van de vuurplaats te slapen, maar gewapend met muskietennet, lange broek en long sleeves gaven we hen geen kans.