Bij het krieken van de dag, om vijf na zeven om precies te zijn, zaten we op de fiets en begonnen we aan de klim. We prezen onszelf gelukkig met de keuze om zo vroeg uit de slaapzak te kruipen. De temperatuur was uiterst aangenaam en het leek wel of we de berg voor ons alleen hadden.
Temidden van het Triglavski Narodni Park baanden we ons een weg naar boven.
Het was steil, heel steil, maar ook bovennatuurlijk mooi. Tussen de bomen door hadden we zicht op rotsmassieven die zelfs na exact een jaar en drie maanden op de fiets nog onze mond deden openvallen.
We deelden de klim goed in en het eerste echte hoogtepunt kregen we op een uitkijkpunt op twee en een halve kilometer van de top. In de verte zagen we de pas al liggen en de overige 250° bergzicht werden ingevuld door bergtoppen boven de 2000 meter, met als uitschieter Mount Triglav. Met 2864 meter de hoogste berg van Slovenië.
Bijna hadden we te vroeg victorie gekraaid. De laatste twee kilometer waren bijzonder intensief. Percentages boven de vijftien procent en de zon die steeds meer warmte gaf, deden ons naar adem happen. Er zat echter nog net voldoende in de tank om, weliswaar al harkend maar zonder ook maar een keer te moeten duwen, boven te geraken. De hoogste bergpas van het land, check!
Op de pas stroomden toeristenbussen in de tussentijd toe en we talmden dan maar niet te lang alvorens de afdaling in te zetten. Coureurs die omhoog fietsten zagen er niet per se uit alsof ze het een eitje vonden. We voelden ons bij elke passerende fietser een beetje stoerder.
Tijdens het dalen was het zicht misschien wel nog spectaculairder. Honderden meters kaarsrechte rotswanden die in de voormiddagzon glorieus het decor opsmukten. Jammer dat de zon net verkeerd stond om ze mooi in beeld te krijgen, maar in onze herinnering staan ze voor altijd gegrift.
Aan het bergmeer in Jasna hadden we al negenhonderd hoogtemeters prijsgegeven. We keken nog een laatste maal over onze schouder alvorens rechtsaf te slaan op het prachtig aangelegde fietspad (D2) langs de rivier Sava Dolinka.
We hadden dan wel de wind tegen, de zwaartekracht zat mee. Een minimale hellingsgraad leverde ons net voldoende profijt om een aangename snelheid te ontwikkelen zonder ons in het groen van de alpenweides al te moe te maken.
We waren al een hele poos onderweg en om 12.30u zegen we neer op een aangenaam terras in Jesenice, een stadje dat gerust kan meedingen naar de titel van lelijkste stad van Slovenië. Gelukkig maakte ons dat niets uit om er een welverdiende pizza te eten. We namen onze tijd en pas tegen 14u zetten we de resterende vijftien kilometer richting Bled in.
Een twee kilometer lange muur met percentages tot 14% kreeg ons er net niet onder en goed zwetend daalden we af tot de oevers van het bejubelde meer van Bled. Een mooie plek, dat zeker, maar voor ons toch wat overroepen.
Niettegenstaande genoten we in de schaduw een uurtje lang van het mensen kijken terwijl onze tent uitdroogde. Jammer genoeg mochten we op die plek niet zwemmen en dus verplaatsten we ons naar de zijkant van het meer. Toegegeven, het kasteel zag er sprookjesachtig uit en het witte kerkje stak charmant af tegen de achterliggende bergen. Hetgeen wij vooral onthouden is de heerlijk verfrissende duik in het koele water.
Het was al na 17u toen we weer op de fiets kropen en tegen dat we inkopen hadden gedaan voor de broodmaaltijd ’s avonds was het stilletjes aan tijd om een slaapplek te zoeken. Eens terug in het groen, net voor het kleine dorpje Mosnje waren een boer en zijn vrouw nog druk in de weer om gedroogd gras bijeen te rijven. Vijf minuten later waren we al tot aan de rand van het veld, tegen het bos, gewandeld om er onze tent op te stellen. Hvala!
De bijzonder mooie en gevarieerde dag, en vermoedelijk de 1300 hoogtemeters, eisten hun tol en we beperkten ons tot ons af en toe eens verzetten op het picknickdeken. Nog een vijftigtal kilometer scheidde ons van Ljubljana waar we naast de stad ook van de rust zouden genieten.