Het was lekker warm ondanks de noordenwind die het ons vooral moeilijk maakte door in ons gezicht te blazen. Daardoor werden de lange, rechte stukken nog saaier en vervelender dan ze al waren.
Het duurde tot elf uur vooraleer de weg ietwat interessant werd en we Liza en Joël ontmoetten. Het was weeral lang geleden dat we zwaar beladen vakantiefietsers waren tegengekomen. Zij was Duits en hij kwam uit Zwitserland. Ze vergezelden elkaar tot het Griekse Igoumenitsa, waar ze elk hun eigen weg zouden gaan. Zij naar Zuid-Amerika met de fiets, hij naar China zonder.
Aan een hypermarkt (de grootte van een kleine Carrefour Market) speelden we twee pistolets naar binnen en vanaf de middag werd het landschap eindelijk mooier, grilliger en bergachtiger. Op een brug over de Mat begroetten we fietskoppel nummer twee: Anna et Xavier, de Grenoble. Geen lang project bij hen, maar een vakantie van veertien dagen door Montenegro, Albanië en Macedonië. Ze verwittigden ons voor de pittige wegen in Montenegro, en zij zijn dan nog de Alpen gewoon.
Ter hoogte van Troshan hadden we best al wat kilometers bijeen getrapt, maar nog geen avondeten kunnen inkopen. Stoppen was dus geen optie. Geloof het of niet, rond kilometer negentig deden we voor de derde keer ons fietsverhaal uit de doeken en vroegen we naar de plannen van Duitse fietsers Harry und Julianna. Net als wij wilden zij fietsen naar Koman om er de ferry naar Fierze te nemen.
In tegenstelling tot de twee eerste ontmoetingen was er geen spontane klik en hadden we niet de indruk dat zij ervoor openstonden om samen verder te fietsen.
Wat verder vonden we ingrediënten om bij onze pasta te doen en aan de eerste de beste persoon onderweg vroegen we in gebarentaal of we onze tent in het veld mochten zetten. Zef zei aanvankelijk dat dit geen probleem was, maar al snel hadden we door dat hij iets beters voor ons in petto had.
Zijn vrolijke vrouw Angelina kwam erbij en gevieren wandelden we naar hun huis. Ze spraken enkel Albanees en Grieks, maar met pen en papier en twee handen kwamen we een heel eind ver. Hun zes (of vier, want dat hebben we nooit helemaal begrepen) kinderen woonden allen in Italië, Zef had nog acht jaar in Griekenland gewerkt en ze hadden twee varkens, twee honden, twaalf kippen en 55 kersenbomen.
Elf kippen na ons bezoek, want meteen werden we onthaald als familie en stonden ze erop een diner voor ons te bereiden. Drie keer tsjak met de bijl en voor we het goed en wel beseften zat Angelina naast ons het kieken te pluimen.
We proefden kersen en aardbeien vers uit de tuin en terwijl we door de familiealbums bladerden, kwam hun zestienjarig neefje Davide erbij. Hij sprak wat Engels en dat maakte de zaken natuurlijk een heel stuk gemakkelijker. Jammer dat hij niet bleef mee-eten.
Het voortreffelijke avondeten was volledig van eigen kweek: de kip, de eieren, de tomaten, sla en pepers, het brood, de kaas tot en met de raki toe. Om duimen en vingers bij af te likken.
Zef deed ondertussen zijn uiterste best om ons te tonen hoe goed ze het hadden. We kregen twee zilveren schoteltjes om van te eten - zij namen geen bord -, hij vertelde tien keer dat onze fietsen zeker veilig stonden, wees alle schakelaars aan om het licht aan en uit te doen, toonde dat er warm water uit de douche kwam en verontschuldigde zich meermaals voor de betonblok die tijdelijk het logeerbed stutte.
Gastvrij, hartelijk en vrijgevig, beter kunnen we deze Albanese familie niet omschrijven. Na een hartverwarmende avond en een lange fietsdag duurde het rond 23u30 niet lang vooraleer we gelukzalig in slaap vielen.