Het was wel even verschieten toen we na het ontwaken vernamen dat mijn broer Jeroen een zware hersenschudding had opgelopen op de voetbaltraining de dag voordien. Hij wist niet meer welke dag het was, wie wij waren en dat we op ons fietsje door Europa aan het toeren zijn. Iets later hoorden we dat hij er al wat beter aan toe was en dat een scan, gelukkig maar, geen schade had aangetoond.
Het ontbijt, een uitstekende muesli met appel en kaneel, werd voor de gelegenheid aangevuld met een bolletje ijs. We konden het niet over ons hart krijgen om dat te laten staan en de doos van twee liter vanilleroomijs was na het ontbijt leeg. De uitbaters hadden de vorige dag laten vallen geïnteresseerd te zijn in de overschot van de bloem en suiker, dus gingen die bij het uitchecken naar hun volgende eigenaars.
Het was na elf uur toen we onze fietsen onder een grijze hemel de camping afreden. De geselecteerde wegen waren uitermate rustig en we praatten na over het verhaal van de Nederlandse campinguitbaters.
Op dit argeloze moment, in een kleine afdaling, ging ik plots in de remmen. “Ik denk dat ik een eland heb gezien!” “Was dat geen paard?” reageerde Katrien die ondertussen ook stilstond. We keerden op onze passen terug en zagen een gigantisch dier boven het hoge struikgewas uitkomen. Met haar donkere vacht was de eland goed verstopt en haast niet zichtbaar. Ze had ons echter snel in het snuitje (hoewel we hier eerder van een serieuze snuit kunnen spreken) en maakte rechtsomkeer het bos in. Er was geen twijfel meer mogelijk: in de typische elanddraf ‘dartelde’ het dier weg en zagen we dat naast de moeder ook een jong uit ons gezichtsveld verdween. Alles ging zo snel dat we het ons zelfs niet meer haarscherp herinneren en de enige foto die we konden nemen is jammer genoeg geen topper, maar onze to-do ‘elanden spotten’ werd in ieder geval afgevinkt.
De weg bleef kilometerslang rechtdoor lopen en wij bleven in de boskant turen op zoek naar meerdere exemplaren van dit enorme dier, weliswaar zonder succes.
Tegen half twee placeerden we ons op het picknickdeken en zagen we tijdens het middageten nog een interessante verschijning. Een klein knaagdier kwam enkele keren piepen, maar verdween telkens weer even snel in het gras. Van dit wezentje slaagden we er wel in een mooie foto te nemen, dus neem gerust een kijkje op de fotopagina en laat niet na ons mee te delen wat we juist zagen.
Het weer werd, zoals voorspeld, na de middag beter en we konden rond drie uur zelfs in korte mouwen verder rijden. We voelden ons alleen op de wereld en de uitgestrekte, ondoordringbare bossen gaven ons het idee dat we temidden van het dierenrijk rondfietsten. Het was de eerste keer dat we dit zo ervoeren en we zijn dan ook blij dat we voor dit stukje Zweden hadden gekozen.
We stootten op een leuke kampeerplek aan een meer, maar het was nog iets te vroeg in de namiddag en we besloten door te gaan tot in Ramsele. Op de camping, met wederom Nederlandse uitbaters, konden we onze tent opzetten voor honderd SEK en kon er zelfs gezwommen worden.
Terwijl Katrien foto’s trok vanuit een ligstoel, amuseerde ik mij kostelijk. Ik was dan wel de enige in het zwembad, de glijbaan en de drijvende zeehond maakten het een waar festijn.
Na het uitwassen van onze fietsbroeken verorberden we de resterende zestien pannenkoeken op ons kleurrijke deken aan de tent. Met een gevulde maag, een kleine zeventig getrapte fietskilometers en een gunstige weersvoorspelling voor de volgende dag kropen we goedgeluimd de slaapzak in.